Examples of using "Мог" in a sentence and their dutch translations:
Hij zou het kunnen.
Ik zou met Tom kunnen gaan.
Tom had het niet kunnen doen.
Ik kon het niet verdragen.
Je zou tenminste "bedankt" kunnen zeggen.
Ik wou dat ik het kon.
Hij heeft misschien gelogen.
Hij zou het kunnen doen.
Ik kon niet praten.
Ik had kunnen helpen.
Ik kon niet in slaap komen.
Wie zou hem kunnen vervangen?
Hij kon zijn oren niet geloven.
Ik had je op het vliegveld kunnen treffen.
Hij kon zijn eigen ogen niet geloven.
Niemand wist het.
- Je had het kunnen doen.
- U had het kunnen doen.
- Jullie had het kunnen doen.
Ik kon niets zien.
Dat kan hij niet gedaan hebben.
Ik zou een ongeluk kunnen krijgen!
Hij had het niet duidelijker kunnen zeggen.
De leraar kan zoiets niet gezegd hebben.
Ik kon niet stoppen met lachen.
Ik kon tussen de regels lezen.
De gewonde soldaat kon amper lopen.
Hij kon de zin niet begrijpen.
Hij kon nergens een toevlucht zoeken.
Je zou tenminste "bedankt" kunnen zeggen.
- Ik kon het nauwelijks zien.
- Ik kon het met moeite zien.
Ik heb alles gedaan wat ik kan.
Tom kon de deur niet openen.
- Misschien kan Tom helpen.
- Tom kan misschien helpen.
Ik wou dat ik kon gaan.
Ik kon niet stoppen met huilen.
Tom kon hem niet helpen.
Tom kon haar niet helpen.
Ik kon nergens mee helpen.
- Ik kon hem nauwelijks begrijpen.
- Ik kon hem nauwelijks verstaan.
Ik kon Tom niet horen.
- Het kon iedereen zijn.
- Het kan iedereen zijn.
- Het kan eender wie zijn.
Je zou tenminste "bedankt" kunnen zeggen.
Tom zou niet nog gelukkiger kunnen zijn.
Tom kon niet stoppen met lachen.
Tom kon niet langer wachten.
Tom had het niet kunnen doen.
De man die gevallen was, kon niet opstaan.
Je zou me kunnen helpen.
Ik kon niets bedenken.
- Ik zou kunnen lopen.
- Ik zou kunnen wandelen.
Ik kon niet geloven wat ik zag.
Taro, kun je mij helpen?
- Ik heb voor jou gedaan wat ik kon.
- Ik heb voor u gedaan wat ik kon.
Tom kon zijn ogen niet van haar afhouden.
Ik kon het nergens vinden.
- Hij kon niet heel snel lopen.
- Hij kon niet heel snel rennen.
Ik wou dat ik kon toveren.
Ik kon de hele nacht niet slapen.
- Zou je contact met hem kunnen opnemen?
- Zou je hem kunnen contacteren?
- Ik kon mijn ogen niet geloven.
- Ik kon mijn eigen ogen niet geloven.
Als ik zo zou kunnen zijn...
Ik wou dat ik meekon.
Ik kon mijn oren niet geloven.
Een computer zou u tijd doen uitsparen.
Kun je alstublieft ophouden met zingen?
Ik wou dat ik me kon herinneren.
Niemand kon het geloven.
Hoe kan je dat nu weten?
Ik heb al gedaan wat ik kon.
Bob kon zijn woede niet beheersen.
Kan je even stil zijn?
Tom kon niks anders zeggen.
Hij kon zijn oren niet geloven.
Ik kon niet besluiten wat ik zou doen.
Hij rende zo snel als zijn ledematen hem konden dragen.
Ik zou hier in vrede kunnen leven.
- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
Hij kon zich mijn adres niet herinneren.
Niemand kon het juiste antwoord geven.