Examples of using "«Нам" in a sentence and their dutch translations:
- Help ons.
- Help ons!
Laat het zien aan ons.
Hij loog tegen ons.
We zullen het nodig hebben.
Help ons alstublieft!
Geef ons een pauze.
Iedereen geloofde ons.
- We hebben u nodig.
- We hebben je nodig.
- We hebben jullie nodig.
Wij waarderen het.
- U hielp ons.
- Jij hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jij hebt ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.
We moeten gaan.
Hij loog tegen ons.
We moeten vlug zijn.
Laat het ons weten alsjeblieft.
- Kan je ons helpen?
- Kunt u ons helpen?
- Kunnen jullie ons helpen?
Hij loog tegen ons.
Het is tijd om te gaan voor ons.
- Kom met ons mee.
- Doe maar mee.
- Kom maar meedoen.
- Sluit je aan.
- Sluit je bij ons aan.
Jij helpt ons.
Ze helpt ons.
Zij helpen ons.
We gaan een advocaat nodig hebben.
Tom heeft tegen ons gelogen.
Ze liegen tegen ons.
- Hij hielp ons.
- Hij heeft ons geholpen.
- Zij hielp ons.
- Zij heeft ons geholpen.
Ze zullen ons helpen.
Het is tijd dat we vertrekken.
- Jij hielp ons.
- Jij hebt ons geholpen.
We kunnen ons nergens verstoppen.
We moeten gaan.
We moeten gaan.
We hebben experts nodig.
We hebben experts nodig.
- Tom hielp ons.
- Tom heeft ons geholpen.
Geef ons een seconde.
We moeten gaan.
Vertel ons waarom.
Moeten we hem opbellen?
Moeten we haar opbellen?
We moeten praten.
We hebben je nodig.
We hebben meer nodig.
We moeten ontsnappen.
We moeten gaan.
- Hij hielp ons.
- Ze hielp ons.
Vertel ons iets.
We zijn ermee weggekomen.
wij allemaal,
- Bel ons.
- Bel ons op.
- Help ons.
- Help ons!
We hebben het heet.
- Wij hebben schrik.
- Wij zijn bang.
We kunnen horen.
We hebben het koud.
Wij worden geholpen.
Help ons!
We hadden hulp nodig.
We zouden moeten gaan zitten.
- We hebben een ambulance nodig.
- We hebben een ziekenwagen nodig.
Je moet ons helpen.
- Wij hebben uw hulp nodig.
- We hebben jouw hulp nodig.
- We hebben jullie hulp nodig.
We hebben je weer nodig.
Laat ons weten wanneer je aankomt.
U zou ons kunnen helpen.
Hij bestelde biefstuk voor ons.
- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.
We hebben jullie hulp nodig.
We moeten ze waarschuwen.
Wij moeten Tom helpen.
Bel ons.
- Je hebt ons leven gered.
- Jullie hebben ons leven gered.
- U heeft ons leven gered.
We hebben het geld niet nodig.
Kan het ons wat schelen?
Wij hebben zijn hulp nodig.
- Geef ons drie minuten.
- Geeft u ons drie minuten.
Luister, we moeten praten.
Vergeet niet om ons te schrijven!
Denk je dat Tom tegen ons gelogen heeft?
- Hebben we haar hulp nodig?
- Hebben we hun hulp nodig?
We moeten azijn kopen.
Wie heeft dit aan ons gegeven?
Wie gaf het aan ons?
Vertel ons erover.
We hebben uw handtekening nodig.
- We hebben haar niet nodig.
- We hebben hen niet nodig.
- Ze hebben ons leven gered.
- U heeft ons leven gered.