Translation of "Viajar" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Viajar" in a sentence and their dutch translations:

- Eu amo viajar.
- Eu adoro viajar.
- Eu gosto de viajar.

Ik reis graag.

Vamos viajar.

Laten we een reis maken.

Vou viajar.

Ik ga naar het buitenland.

- Eu gostaria de viajar sozinho.
- Eu queria viajar só.
- Gostaria de viajar sozinha.

Ik zou graag alleen willen reizen.

- Você gosta de viajar?
- Vocês gostam de viajar?

- Hou je van reizen?
- Reis je graag?

- Eu adoro viajar.
- Eu gosto muito de viajar.

- Ik hou van reizen.
- Ik reis graag.

- Ele adora viajar.
- Ele gosta muito de viajar.

- Hij houdt echt veel van reizen.
- Hij is dol op reizen.

É divertido viajar.

Reizen is leuk.

Ele adora viajar.

Hij is dol op reizen.

Tom adora viajar.

Tom houdt van reizen.

Tom adorava viajar.

Tom hield van reizen.

Você gosta de viajar?

- Hou je van reizen?
- Reis je graag?

Eu gosto de viajar.

Ik hou van reizen.

Viajar é muito divertido.

Reizen is heel leuk.

Você quer viajar comigo?

Wil je met me mee op reis?

Quando eu posso viajar?

Wanneer kan ik reizen?

Viajar de avião é rápido; viajar pelo mar, porém, é relaxante.

Met het vliegtuig reizen is vlug. Maar met de boot is het ontspannend.

Eu quero viajar com você.

Ik wil met je reizen.

Quero viajar para a Austrália.

Ik wil naar Australië reizen.

Ele detesta viajar de avião.

Hij haat vliegreizen.

Estamos a viajar para Barcelona.

We reizen naar Barcelona.

Muitas pessoas gostam de viajar.

Veel mensen reizen graag.

Tom não gosta de viajar.

Tom houdt niet van reizen.

Quero viajar para a Lua.

Ik wil naar de maan reizen.

- Eu quero viajar ao redor do mundo.
- Quero viajar ao redor do mundo.

Ik wil rond de wereld reizen.

Quero viajar ao redor do mundo.

Ik wil rond de wereld reizen.

É fácil viajar hoje em dia.

Reizen is vandaag de dag gemakkelijk.

Ela foi viajar há alguns dias.

- Ze is enkele dagen geleden afgereisd.
- Ze is enkele dagen geleden op reis gegaan.

Eu gosto de viajar de trem.

- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.

"Eu gosto de viajar." "Eu também."

"Ik reis graag." "Ik ook."

Eu não sou muito de viajar.

Ik ben geen echte reiziger.

Você pode viajar para onde quiser.

Je mag reizen waarheen je wilt.

Ele gosta de viajar. Também eu.

Hij houdt van reizen. Ik houd er ook van.

Ele realmente gosta muito de viajar.

Hij houdt er echt van om veel te reizen.

Tom não gosta de viajar sozinho.

Tom houdt er niet van om alleen te reizen.

É possível viajar com pouco dinheiro?

Is het mogelijk om met weinig geld te reizen?

Não gosto de viajar de avião.

Ik reis niet graag per vliegtuig.

Ele gosta de viajar para o exterior.

Hij reist graag naar het buitenland.

Meus pais me dissuadiram de viajar sozinho.

Mijn ouders raadden me af om alleen te reizen.

Ela gosta de viajar, e eu também.

Hij houdt van reizen. Ik houd er ook van.

Eu gostaria muito de viajar pelo mundo.

Ik zou heel graag over de wereld willen reizen.

Gosto de viajar com o meu carro.

Ik reis graag met mijn auto.

- Quero viajar fora.
- Quero ir ao exterior.

Ik wil naar het buitenland.

Você é jovem demais para viajar sozinha.

- Je bent te jong om alleen te reizen.
- Jullie zijn te jong om alleen te reizen.
- U bent te jong om alleen te reizen.

Nada é mais prazeroso do que viajar.

Niets is prettiger dan op reis te zijn.

Você é jovem demais para viajar sozinho.

Je bent te jong om alleen te reizen.

Seu sonho é viajar ao redor do mundo.

Ze droomt ervan om rond de wereld te reizen.

O meu sonho é viajar num vaivém espacial.

Mijn droom is om in een spaceshuttle te reizen.

Ela é capaz de viajar sozinha pelo país.

Ze is in staat alleen door het land te reizen.

Hoje não é incomum para uma mulher viajar sozinha.

Tegenwoordig is het niet ongewoon dat een vrouw alleen reist.

Antigamente as pessoas estavam acostumadas a viajar a pé.

Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.

Não vai demorar muito até podermos viajar para Marte.

Het zal niet lang meer duren voordat we naar Mars kunnen reizen.

Vamos viajar para a Estônia no mês que vem.

We gaan volgende maand naar Estland reizen.

Tom vai viajar para a Índia na próxima Sexta.

Tom vertrekt naar India komende vrijdag.

Tom largou o emprego e decidiu viajar pelo mundo.

Tom zei zijn baan op en besloot de wereld rond te reizen.

Não é fácil para mim viajar para o Japão.

Het is voor mij niet makkelijk om naar Japan te reizen.

Logo virá o dia em que poderemos viajar à Lua.

De dag waarop we naar de maan reizen zal komen.

Você tem dinheiro e tempo suficientes para viajar ao exterior?

Heeft u genoeg geld en tijd om naar het buitenland te reizen?

E ainda bem. Pode viajar 400 metros para encontrar uma parceira.

Dat is maar goed ook. Hij kan wel 400 meter afleggen voor een partner.

Em geral, precisa-se de um passaporte para viajar ao estrangeiro.

Om naar het buitenland te reizen heeft men meestal een internationaal paspoort nodig.

Ela não tem idade suficiente para viajar para o exterior sozinha.

Zij heeft nog niet de leeftijd om zelfstandig naar het buitenland te reizen.

ângulo para seguir com compasso para viajar entre esses dois pontos.

kan zien tussen deze twee punten, die je kan volgen met behulp van je kompas.

- A viagem no tempo é impossível.
- Viajar no tempo é impossível.

- Tijdreizen is onmogelijk.
- Reizen door de tijd is onmogelijk.

Eu gostaria de vê-lo antes de viajar para a Europa.

Ik zou u graag zien voor ik naar Europa vertrek.

Eu gostaria de viajar para países estrangeiros enquanto o iene estiver forte.

Ik zou graag in het buitenland rondreizen zolang de yen sterk is.

Tom vai viajar para o Brasil amanhã, às 3 horas da madrugada.

Tom reist morgen naar Brazilië, om 3 uur 's ochtends.

Nós podemos viajar no tempo. E fazemos isso à incrível velocidade de um segundo por segundo.

We kunnen reizen door de tijd. En we doen dat met de ongelooflijke snelheid van een seconde per seconde.

- Para onde você quer ir nesse verão?
- Para onde você quer viajar no próximo verão?
- Aonde você quer ir nesse verão?

Waar wil je van de zomer heen gaan?