Translation of "Ler" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Ler" in a sentence and their dutch translations:

- Sabes ler?
- Sabeis ler?
- Você consegue ler?
- Vocês conseguem ler?

- Kan je lezen?
- Kunnen jullie lezen?
- Kunt u lezen?

- Não sei ler.
- Não posso ler.
- Não consigo ler.

Ik kan niet lezen.

- Ele sabe ler.
- Ele consegue ler.

Hij kan lezen.

Quer ler?

Wil je lezen?

- Tom gosta de ler.
- Tom adora ler.

Tom leest graag.

- Eu gosto de ler.
- Gosto de ler.

- Ik hou van lezen.
- Ik lees graag.

- Ele mal sabe ler.
- Ele quase não sabe ler.
- Ele mal consegue ler.

Hij kan nauwelijks lezen.

- Ele mal sabe ler.
- Ele mal consegue ler.

Hij kan nauwelijks lezen.

Pare de ler.

Stop met lezen.

Não sei ler.

Ik kan niet lezen.

Eu sei ler.

Ik kan lezen.

Tom adora ler.

Tom leest graag.

- Eu gosto de ler livros.
- Gosto de ler livros.

Ik lees graag boeken.

- Eu posso ler em inglês.
- Eu sei ler em inglês.

Ik ben in staat Engels te lezen.

- Nem tenho tempo para ler.
- Não tenho tempo para ler.

Ik heb geen tijd om te lezen.

Ela gosta de ler.

Ze leest graag.

Deveria ler o livro.

Ik zou het boek moeten lezen.

Eu gosto de ler.

Ik lees graag.

Ler me faz feliz.

Lezen maakt me blij.

Tom não sabe ler.

Tom kan niet lezen.

Não posso ler isto.

Ik kan dit niet lezen.

Eu não sei ler.

- Ik kan niet lezen.
- Ik ben analfabeet.

Tom gosta de ler.

Tom leest graag.

Ele mal consegue ler.

Hij kan nauwelijks lezen.

Ele sabe ler bem.

Hij kan goed lezen.

Eu adoro ler livros.

Ik hou van boeken lezen.

Tom começou a ler.

Tom begon te lezen.

Pode ler este livro.

Je kan dit boek lezen.

Ele costumava ler muito.

Hij las erg veel.

Você deveria ler mais.

Je zou meer moeten lezen.

- Você tem algum livro para ler?
- Tens algum livro para ler?

Heb je boeken om te lezen?

- Poucos estudantes sabem ler em latim.
- Poucos estudantes sabem ler latim.
- Raros são os estudantes que sabem ler Latim.

Weinig studenten kunnen Latijn lezen.

Eu quero algo para ler.

Ik wil iets om te lezen.

- Continuei lendo.
- Continuei a ler.

Ik ging door met lezen.

Ela gosta de ler livros.

Ze leest graag boeken.

É importante ler muitos livros.

Het is belangrijk om veel boeken te lezen.

Não tenho tempo para ler.

Ik heb geen tijd om te lezen.

Eu quero ler esse livro.

Ik wil dat boek lezen.

Ler um livro é interessante.

Een boek lezen is interessant.

Você não pode ler mais?

Je kan niet meer lezen?

Qual jornal você costuma ler?

Welke krant lees je meestal?

Ele gosta de ler jornais.

Hij leest graag kranten.

Você sabe ler em árabe?

Kan je Arabisch lezen?

Ele parou de ler jornais.

Hij stopte met het lezen van kranten.

Ler livros é muito interessante.

Boeken lezen is erg interessant.

É proibido ler nesta biblioteca.

Het is verboden te lezen in deze bibliotheek.

Ele gosta de ler livros.

Hij leest graag boeken.

Tom nem sequer sabe ler.

Tom kan niet eens lezen.

Ele quer ler um livro.

Hij wil een boek lezen.

Tom vai querer ler isto.

Tom zal dit graag willen lezen.

Eu posso ler sem óculos.

- Ik kan zonder bril lezen.
- Ik kan lezen zonder bril.

Ele sabe ler e escrever.

Hij kan lezen en schrijven.

Ele está cansado de ler.

- Hij is moe van het lezen.
- Hij is het lezen moe.

O meu passatempo é ler.

- Lezen is mijn stokpaardje.
- Mijn hobby is lezen.

Tom gosta de ler livros.

- Tom leest graag boeken.
- Tom vindt het leuk om boeken te lezen.

Eu irei ler o livro.

Ik zal het boek lezen.

Ele quer ler esse livro.

Hij wil dat boek lezen.

Tom me ensinou a ler.

Tom heeft me leren lezen.

Uso óculos somente para ler.

Ik draag alleen bij het lezen een bril.

- Não tenho tempo para ler este livro.
- Não tenho tempo para ler esse livro.

Ik heb geen tijd om dit boek te lezen.

- Não é bom ler na sala escura.
- Não é bom ler num aposento escuro.

Lezen in een donkere kamer is niet goed.

- Eu acabei de terminar de ler o livro.
- Acabei de terminar de ler o livro.
- Acabei de terminar o livro.
- Acabei de ler o livro há pouco.
- Acabei de ler o livro neste momento.
- Acabei de ler o livro agora mesmo.

Ik heb het boek net uitgelezen.

Vale a pena ler o livro.

Het loont de moeite het boek te lezen.

Não tenho tempo para ler livros.

Ik heb geen tijd om boeken te lezen.

Você pode ler este caractere chinês?

Kan je dat Chinese ideogram lezen?

Ele continuou a ler o livro.

Hij las verder in het boek.

Vale a pena ler esse livro.

- Dat boek is het lezen waard.
- Dat boek is de moeite waard om te lezen.

Sentou-se para ler um romance.

Hij ging zitten om een roman te lezen.

Eu podia ler entre as linhas.

Ik kon tussen de regels lezen.

É a sua vez de ler.

Het is jouw beurt om te lezen.

Vale a pena ler este livro.

- Dit boek is de moeite waard om te lezen.
- Dit boek is het lezen waard.