Examples of using "Sabe" in a sentence and their dutch translations:
Jij kan toch typen?
- Ge kunt toch dansen, ja?
- Je kan dansen, nietwaar?
Je kan niet dansen, of wel?
Je weet waar het is, nietwaar?
U spreekt Frans, nietwaar?
Maar hij smaakt goed.
Weet Tom het?
Tom weet het.
Wie weet?
Niemand weet het.
Kun je zwemmen?
Weet je wel?
Kunt u autorijden?
- Ze kan Japans spreken.
- Hij kan Japans spreken.
- Je weet toch hoe hij heet, niet?
- Jullie weten toch hoe hij heet, niet?
- U weet toch hoe hij heet, niet?
Bob kan koken.
Weet Tom ervan af?
Kun je zwemmen?
Kunt u autorijden?
Alles wat hij weet is dat hij niet weet dat hij het weet.
Tom weet dat Maria het antwoord niet kent.
Deze vogel kan vliegen.
- Diegene die het weet, zwijgt en diegene die spreekt is onwetend.
- Wie het weet, zwijgt en wie spreekt, is onwetend.
- Tom weet dat Maria niet Frans kan praten.
- Tom weet dat Maria niet Frans kan spreken.
- Kun je autorijden?
- Weet je hoe je een auto moet besturen?
Weet u waar het is?
Kan hij Japans spreken?
Weet gij of Lucy Japans spreekt?
- Kan je schaatsen?
- Kan je skaten?
- Kunt u skaten?
- Kunnen jullie skaten?
- Kun je schaatsen?
- Kunt u schaatsen?
- Kunnen jullie schaatsen?
- Kun je skaten?
Weet je het niet?
Tom weet waar jullie zijn.
Kunt ge schaak spelen?
Kun je autorijden?
Bob kan koken.
Mary kan zwemmen.
Hij kan zwemmen.
Hij weet alles.
Madonna kan zingen.
- Het ruikt goed.
- Dit ruikt goed.
Tom weet het niet.
Kent er iemand Japans?
Kun je zingen?
Tom kan zwemmen.
Je weet maar nooit.
Alleen God weet het.
Iemand weet dat.
Niemand weet dat.
Tom kan spreken.
- Waarschijnlijk weet hij het.
- Hij weet het waarschijnlijk.
Hij kan Japans spreken.
Hij kan rijden.
- Kan je skaten?
- Kun je schaatsen?
Weet je hoe je kip moet bereiden?
Ze weet veel.
- Alleen Obama weet dat.
- Dat weet enkel Obama.
- Je weet waar Tom toe in staat is, toch?
- Jullie weten waar Tom toe in staat is, toch?
- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
Hij weet waar we wonen.
- Weet gij of Lucy Japans spreekt?
- Weet jij of Lucy Japans spreekt?
Oh, weet je wat?
Kent er iemand Japans?
Weet u wie hij is?
Hij kan vijf talen spreken.
Weet jij hoe je een computer moet gebruiken?
Weet je wie zij is?
Tom gelooft dat hij de wijsheid in pacht heeft.
Weet je waar ik woon?
Het smaakt als sla met prikkels.
Dat voelt goed.
Maar Facebook weet het.
Kan je pianospelen?
Iedereen weet dat.
Ze weet het wel zeker.
Weet je het antwoord?
Mary kan Japans spreken.
De baby kan lopen.
- Hij kan niet zwemmen.
- Ze kan niet zwemmen.