Examples of using "Golfe" in a sentence and their dutch translations:
Speel je nog golf?
Ik hou van golf.
- Golf je?
- Golft u?
- Golfen jullie?
- Speel je golf?
- Speelt u golf?
- Spelen jullie golf?
Wie speelt er golf?
Hij is golf aan het spelen.
Ik zou graag golf spelen.
Speel je nog golf?
Ik speel geen golf.
Tom golft nog, nietwaar?
Zijn vader speelt geen golf.
- Ik heb geen zin om te golfen.
- Ik wil niet golfen.
John interesseert zich voor golf.
Je speelt geen golf, of wel?
Ik weet überhaupt niet hoe je golf speelt.
- Mijn vader speelt elke zondag golf.
- Mijn vader golft elke zondag.
Hij speelt elke zondag golf.
Je speelt geen golf, of wel?
Ik ben een grote fan van golf.
Geen van mijn ouders speelt golf.
Af en toe golf ik.
Golf is erg populair in Japan.
Men zegt dat golf heel populair is in Japan.
Men zegt dat golf erg populair is in Japan.
Toen ik in Amerika woonde, speelde ik golf met mijn vrienden.