Examples of using "Joga" in a sentence and their dutch translations:
Je speelt geen golf, of wel?
Tom golft nog, nietwaar?
- Speelt u voetbal?
- Voetbalt u?
Speel je tennis?
Hij speelt voetbal.
Kenji speelt tennis.
- Tom hockeyt.
- Tom speelt hockey.
- Mary speelt voetbal.
- Mary voetbalt.
- Golf je?
- Golft u?
- Golfen jullie?
- Speel je golf?
- Speelt u golf?
- Spelen jullie golf?
- Speel je voetbal?
- Voetbal je?
Wie speelt er golf?
Schaak je?
Ben jij goed in tennis?
"Speelt zij tennis?" "Ja."
Ken speelt altijd voetbal.
Speel je nog golf?
Hockey je nog?
Hij speelt erg goed.
Akira speelt goed tennis.
Nancy speelt geen tennis.
God dobbelt niet!
Hij speelt geen honkbal.
Ze speelt elke zondag tennis.
Zijn vader speelt geen golf.
- Ze speelt iedere dag tennis.
- Iedere dag speelt ze tennis.
- Ze speelt heel goed tennis.
- Zij speelt heel goed tennis.
Mijn vriendin tennist niet.
Ann speelt heel goed tennis.
Hoelang speel je al voetbal?
- Mijn vader speelt elke zondag golf.
- Mijn vader golft elke zondag.
Hij speelt elke zondag golf.
Elke zaterdag spelen we voetbal.
Je speelt geen golf, of wel?
Hoe dikwijls speelt Tom hockey?
- Speel je voetbal?
- Speelt u voetbal?
- Spelen jullie voetbal?
- Voetbal je?
- Voetbalt u?
- Voetballen jullie?
Geen van mijn ouders speelt golf.
Vertel me hoe ik het spel moet spelen.
Speel je nog golf?
- Hij speelt zeer goed.
- Hij speelt erg goed.
- Wanneer speel je tennis?
- Wanneer speelt u tennis?
- Wanneer spelen jullie tennis?
- Wanneer tennist u?
- Wanneer tennis je?
- Wanneer tennissen jullie?
- Bowl je?
- Bowlt u?
- Bowlen jullie?
- Kegelen jullie?
- Kegelt u?
- Kegel je?
- Waar speelt gij tennis?
- Waar tennissen jullie?
Ze speelt elke dag tennis na school.
Vandaag speelt Colombia tegen Paraguay om half 9 's avonds, lokale tijd in Colombia.
Maar als de bijl valt, trekt hij zijn hoofd achterover ... en de vallende bijl snijdt de handen af van