Examples of using "Bíblia" in a sentence and their dutch translations:
Lees je de Bijbel?
Lezen jullie de Bijbel?
Leest u de Bijbel?
Het komt uit de Bijbel.
Wie heeft de Bijbel geschreven?
Zij studeerde de Bijbel.
- Tom leest de Bijbel.
- Tom is de Bijbel aan het lezen.
Hoe oud is de Bijbel?
Tom leest elke dag de Bijbel.
Dat zijn allemaal citaten uit de Bijbel.
Deze Bijbel kwam van een Australische stichting.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
Het is tegenwoordig vrij normaal om jongeren tegen te komen die de Bijbel niet kennen.
"Heb uw naaste lief als uzelf" is een citaat uit de Bijbel.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
Men zou kunnen aanvoeren dat God met het dikke, complexe en contradictorische boek dat de Bijbel is niets anders beoogd heeft dan zijn vereerders duidelijk te maken dat er niet zoiets als de Ene Waarheid bestaat.