Examples of using "Aquela" in a sentence and their dutch translations:
Kijk eens naar dat huis.
Maak dat raam schoon.
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.
Doe dat raam dicht.
Ik hou van die stoel.
Ik wil die handtas.
Dat huis is groot.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Dit huis is beroemd.
Dat meisje is Mary.
Ik heb die doos geopend.
Die vrouw is prachtig.
Die tas is van mij.
Dat huis is van mij.
Dat was een feit.
Hoeveel kost dat bier?
- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?
- Laten we dat lied nog een keer beluisteren.
- Laten we nog een keer naar dat lied luisteren.
Geef me dat tijdschrift, alsjeblieft.
"Wie is dat meisje?" "Dat is Keiko."
Dat was niet mijn bedoeling.
...hebben we niet gevochten.
Ik voelde het echt. Dat grote wezen.
Heb je de brief al beantwoord?
Ik heb dat nieuws vernomen van Hashimoto.
Dat is onze buurvrouw.
Dat is onze school.
Is dat mevrouw Kent?
- Is dat uw overhemd?
- Is dat jouw overhemd?
Is dat mijn mok?
Dat is haar huis.
Dat is zijn huis.
Dat is mijn school.
Ja, dat is mijn huis.
Dat is een goed T-shirt.
"Wie is dat meisje?" "Dat is Keiko."
Deze bloem is mooier dan die.
- Heb je die fles?
- Heeft u die fles?
- Hebben jullie die fles?
Zie je dat melkachtige sap dat eruit komt?
Je hebt een knoop in je maag.
Elke student kan die vraag beantwoorden.
Hij trouwde met die vrouw.
- Dit liedje doet me denken aan thuis.
- Dat liedje doet me aan thuis denken.
Die persoon is overleden.
Ik haat die kleur.
- Deze brug is van steen gemaakt.
- Die brug is van steen.
Die winkel ging failliet.
- Is dat Toms vriendin?
- Is dat Tom zijn vriendin?
Die firma ging failliet.
Wanneer gaat die nieuwe school open?
John zei: "Dat is een mooie melodie."
Dat is het huis waar hij woont.
Die kleine ster is het helderst.
Het zien van dat tafereel deed João verstijven.
- Is het waar?
- Is dat zo?
- Is dat waar?
Die doos daar is groter dan deze.
Is dat mijn tandenborstel?
- Dat is de vrouw die u wil zien.
- Dat is de vrouw die jou wil zien.
Ik wil die handtas.
Die berg beklimmen was een fluitje van een cent.
Deze stoel is comfortabeler dan die.
Die tafel is van hout.
Ze vegen over dat vlak. Hoor je dat?
zo'n clou waarbij komieken geacht worden om stekeligheden
En dat snel vallende ding schrikt dat dier af.
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
Die wolk heeft de vorm van een vis.
Zeg mij wat ge op dat ogenblik gezien hebt.
Die appel is groot.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?
Dat huis is veel beter dan dit.
Wie is dat?
- Wie is deze persoon?
- Wie is dat?
- Wie is het?
Ik kan me niet herinneren dat ik die sms gestuurd heb.
We gaan dat lied niet zingen.
Maar nadat oma stierf nam mijn zelfvertrouwen af,
Dat bedrijf wordt gerund door mijn oudere broer.
Ik vraag me af waarom Tom dat huis wil kopen.
Dat is onze school.
Deze brug is drie keer zo lang als die andere.
Dat huis is erg klein.
Dat is onze buurvrouw.
Goede keus met de mijn als een korte weg door de berg.
Het is nu het moment om in de tweede versnelling te gaan,