Examples of using "Acredito" in a sentence and their dutch translations:
Ik geloof je.
Ik geloof het nog steeds niet!
Ik geloof niet in karma.
Ik geloof het niet!
Ik geloof Ken.
- Ik geloof in u.
- Ik geloof in jou.
- Ik geloof in jullie.
- Ik geloof in je.
Ik geloof je niet.
Ik geloof dit niet.
- Ik geloof hem.
- Ik geloof haar.
- Ik geloof u.
Ik geloof in spoken.
Ik geloof dit verhaal niet.
Ik geloof in magie.
- Ik geloof het nog steeds niet.
- Ik geloof het nog steeds niet!
Ik geloof niet in de duivel.
Ik geloof het niet!
En als laatste denk ik dat het betekent
Ik denk dat Tom gelijk heeft.
Ik geloof je altijd.
Ik geloof dit verhaal niet.
Ik geloof niet in God.
Ik geloof niet in magie.
Ik geloof jouw verhalen niet.
Ik geloof dat Tom onschuldig is.
Ik geloof dat Tom niet schuldig is.
Ik geloof dat spoken bestaan.
- Ik denk dat hij onschuldig is.
- Volgens mij is hij onschuldig.
Ik geloof dat Elvis nog leeft.
Ik weet niet of ik dat verhaal geloof.
Ik geloof in deze onderwijsmethode.
Ik kan niet geloven dat Tom alles heeft opgegeten.
Ik geloof niet in de Kerstman.
Ik denk dat er heel wat andere plantaardige medicijnen zijn
Want zoals het nu is, denk ik van niet.
- Ergens geloof ik je wel.
- Hoe dan ook geloof ik je.
- Toch geloof ik je.
- Ik ben geneigd om je te geloven.
- Ik kan niet geloven dat je foto's van kakkerlakken aan het maken bent.
- Ik kan niet geloven dat je foto's van kakkerlakken maakt.
Ik kan niet geloven dat jij mij dit hebt aangedaan.
Ik geloof niet dat die dingen bestaan.
Ik geloof geen woord van wat je zegt.
Ik geloof niet dat u dat echt gaat doen.
Ik kan mijn ogen nauwelijks geloven.
Ik geloof in God.
Ik geloof niet dat zijn verhaal waar is.
Ik geloof inderdaad in spoken.
- Ik kan nog steeds niet geloven dat je niks zei.
- Ik kan nog steeds niet geloven dat je niets zei.
Ik geloof dat alles voor een reden gebeurt.
- Ik geloof niet dat zwarte katten pech brengen.
- Ik geloof niet dat zwarte katten ongeluk brengen.
Ik geloof niet dat u dat echt gaat doen.
Ik geloof niet dat jouw naam Tom is.
Ik denk niet dat ik geschikt ben om mijn gedachten uit te spreken.
- Ik denk dat het mijn plicht is deze kinderen te beschermen.
- Ik geloof dat het mijn plicht is om deze kinderen te beschermen.
Ik geloof geen woord van wat je zegt.
Ik geloof geen woord van wat je zegt.
Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.
Ik denk het.
Ik kan niet geloven dat je al je geld gaat weggeven.
Ik denk dat hij gelukkig is.
Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.
Ik geloof niet dat dat kind helemaal alleen naar Tokio gekomen is.
Ik geloof in het lot, maar ik geloof ook dat het lot veranderd kan worden.
Ik ben een diepgelovige man en geloof in leven na de dood.
Ik vertrouw niet per se op vertalingen.
Ik veronderstel dat Tom met verlof is.
Ik geloof dat ik zojuist de doos van Pandora heb geopend met wat ik heb gezegd.
Het heeft geen zin te doen alsof om mij te laten geloven dat ik dingen geloof die jij niet gelooft!
Kan je dat doen? Ik denk het.
Ik geloof dat wat je gezegd hebt, waar is.
- Ik denk dat hij gelukkig is.
- Ik denk dat hij blij is.