Examples of using "Abril" in a sentence and their dutch translations:
- Aprilgrap!
- Eenaprilgrap!
Het is één april.
Apr. is een afkorting voor april.
Apr. is een afkorting voor april.
De school begint op tien april.
April is de vierde maand van het jaar.
In Japan begint het nieuwe schooljaar in april.
In Japan begint het nieuwe semester in april.
In Japan begint het nieuwe schooljaar in april.
Op 1 april verloor Alva zijn bril.
Ik ben in april in New Orleans voor de bruiloft van mijn nicht.
Op iedere 24 april herdenken wij de verjaardag van de eerste volkerenmoord van de twintigste eeuw.
De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.
Sinds april heeft Slovakije een kattencafé waar de gasten van koffie, thee en (glutenvrije) cake kunnen genieten in het bijzijn van katten.