Examples of using "óbvio" in a sentence and their dutch translations:
- Dat haal je de koekoek.
- Zeker.
- Natuurlijk.
- Duidelijk.
- Jazeker.
- Jawel.
- Uiteraard!
- Zeker weten!
- Spreekt voor zich.
- Dat spreekt vanzelf.
- Maar natuurlijk!
- Dit is een kwestie van gezond verstand.
Is het niet vanzelfsprekend?
Ik dacht dat het voor de hand lag.
Het is duidelijk dat hij rijk is.
Het is overduidelijk dat je hem leuk vindt.
Het is overduidelijk dat je haar leuk vindt.
Er was duidelijk sprake van slijtage aan de auto.
- Ik weet niet hoe ik dat moet aantonen, zo vanzelfsprekend is het!
- Ik weet niet hoe ik dat moet bewijzen, aangezien het zo duidelijk is!
Er is niets meer bedrieglijk dan een voor de hand liggend feit.
Natuurlijk, hij heeft gelijk.