Examples of using "Wstać" in a sentence and their dutch translations:
Sta op!
Je moet opstaan.
Kun je opstaan?
Sta niet op.
- Hij gaf me het bevel om op te staan.
- Hij beval me op te staan.
Je moet vroeg opstaan.
Ik kan niet opstaan.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn.
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn.
- Je zal morgenochtend vroeg op moeten.
- Je moet morgenochtend vroeg op.
- Sta op!
- Word wakker!
Vroeg opstaan is belangrijk in de woestijn. Je kunt het heetste deel van de dag voor zijn.