Translation of "Pora" in Dutch

Pora poszukać jedzenia.

Het is tijd om voedsel te zoeken.

Jest pora spać.

Het is bedtijd.

- Czas wstawać.
- Pora wstawać.

Het is tijd om op te staan.

Pora powiedzieć jej prawdę.

Het is tijd om haar de waarheid te vertellen.

Pora nacieszyć się ciepłem słońca...

Het is tijd om van de opwarmende zon te genieten...

Która pora roku jest najcieplejsza?

Wat is het warmste seizoen?

Wiosna to moja ulubiona pora roku.

De lente is mijn lievelingsseizoen.

Zima to moja ulubiona pora roku.

- De winter is mijn lievelingsseizoen.
- De winter is mijn favoriete seizoen.

Jesień to moja ulubiona pora roku.

Herfst is mijn favoriete seizoen.

- Obudź się!
- Wstawaj!
- Pora wstać!
- Zbudź się!

- Sta op!
- Word wakker!

Długa i gorąca pora suszy dobiega końca. Temperatury za dnia przekraczają 40°C.

Het einde van een lang en warm droogseizoen. De temperaturen raken overdag de 40 graden aan.