Translation of "Sąsiada" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Sąsiada" in a sentence and their dutch translations:

Nienawidzę swojego sąsiada.

Ik heb een hekel aan mijn buurman.

On nienawidzi swojego sąsiada.

Hij haat zijn buurman.

Ostrzegałeś Toma przed psem sąsiada?

Heb je Tom gewaarschuwd voor de hond van de buren?

Ogród sąsiada jest zawsze bardziej zielony.

- Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.
- Het gras van je buurman is altijd groener dan het jouwe.

Tom utonął w basenie swojego sąsiada.

Tom is in het zwembad van zijn buur vedronken.

Pewnego dnia spotkałem w mieście byłego sąsiada.

Onlangs kwam ik mijn vroegere buurman tegen in de stad.