Examples of using "Spotkałem" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb hem ontmoet.
Ik heb Mary gisteren ontmoet.
Ik heb Ken gisteren ontmoet.
Ik heb je vriendin ontmoet.
Ik kwam niemand tegen.
Ik kwam een oude vrouw tegen.
Ik heb haar laat in de avond ontmoet.
Ik heb hem maar één keer ontmoet.
Gisteren heb ik je ouders ontmoet.
- Ik heb je vader gisteren ontmoet.
- Ik heb uw vader gisteren ontmoet.
- Ik heb jullie vader gisteren ontmoet.
Ik heb een kennis ontmoet in de luchthaven.
Onlangs ben ik een oude vriend tegengekomen.
Ik ontmoette een wolf in een droom.
Ik ontmoette een Amerikaans meisje.
Op weg naar huis kwam ik Tom tegen.
In mijn droom kwam ik een wolf tegen.
Gisteren heb ik Mary op de straat ontmoet.
Toevallig kwam ik haar in de winkel tegen.
Ik ben mijn leraar tegengekomen onderweg naar het station.
Ik heb hem eens ontmoet toen ik studente was.
- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.
Ik ontmoette hem juist toen hij uit school kwam.
Onlangs kwam ik mijn vroegere buurman tegen in de stad.
- Ik heb haar voor het eerst ontmoet in Londen.
- Ik heb haar leren kennen in Londen.
Toevallig ben ik hem tegengekomen.
Ik heb haar in Kioto voor het eerst ontmoet.
- Ik weet niet meer wanneer ik Tom voor het eerst ontmoet heb.
- Ik kan me niet herinneren wanneer ik Tom voor het eerst ontmoet heb.
- Ik kan me niet herinneren waar ik Tom voor het eerst ontmoet heb.
- Ik weet niet meer waar ik Tom voor het eerst ontmoet heb.
Toen ik in New York was, heb ik een oude vriend ontmoet.
Gisteren heb ik een oude vriend ontmoet, die ik al lang niet meer gezien had.
Ik dacht altijd dat geneeskundestudenten heel drukbezette en hardwerkende mensen zijn. Toen ontmoette ik jou.