Translation of "Padał" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Padał" in a sentence and their dutch translations:

Padał śnieg.

Het was aan het sneeuwen.

Wczoraj padał śnieg.

- Het sneeuwde gisteren.
- Gisteren viel er sneeuw.

Mocno padał śnieg.

Er is veel sneeuw gevallen.

- Kiedy się obudziłem, padał śnieg.
- Kiedym się zbudził, padał śnieg.

Toen ik wakker werd, sneeuwde het.

W Osace padał śnieg.

Het sneeuwde in Osaka.

Deszcz padał trzy dni.

Het bleef drie dagen regenen.

Śnieg padał cały dzień.

Het heeft de hele dag gesneeuwd.

Śnieg padał cztery dni.

Het sneeuwde gedurende vier dagen.

Kiedy odsunąłem zasłony, padał śnieg.

- Wanneer ik de gordijnen opende was het aan het sneeuwen.
- Het was aan het sneeuwen wanneer ik de gordijnen opende.

- Będzie padał deszcz.
- Będzie padać deszcz.

Het gaat regenen.

Padał śnieg, jak było w prognozie.

Het sneeuwde zoals voorspeld.

- Będzie padał śnieg.
- Będzie padać śnieg.

Het gaat sneeuwen.

Zostałam w domu, bo padał deszcz.

Ik bleef binnen omdat het regende.

- Deszcz padał całą noc.
- Padało całą noc.

De regen bleef de ganse nacht door aanhouden.