Translation of "Matkę" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Matkę" in a sentence and their dutch translations:

- Przypominam moją matkę.
- Przypominam swoją matkę.

Ik lijk op mijn moeder.

- Betty zabiła swoją matkę.
- Betty zabiła matkę.

- Betty vermoordde haar moeder.
- Betty heeft haar moeder gedood.

Ojciec kocha matkę.

Mijn vader houdt van mijn moeder.

Kocham moją matkę.

Ik hou van mijn moeder.

Trzeba kochać matkę.

Men moet zijn moeder liefhebben.

Znam Twoją matkę.

Ik ken je moeder.

Przypominasz mi moją matkę.

Je doet me denken aan mijn moeder.

Czy kochasz swoją matkę?

Hou je van je moeder?

Przypominasz mi swoją matkę.

- Je doet me denken aan je moeder.
- U doet me denken aan uw moeder.