Examples of using "Koń" in a sentence and their dutch translations:
Het paard heeft dorst.
Het paard springt.
Het paard heeft dorst.
Het is een paard.
Het paard is zwart.
Het paard is zwart.
Het paard is van mij.
Dat is mijn paard.
Ik ben kerngezond.
Waar is mijn paard?
Dat is een blauw huis.
Mijn paard is wit.
Mijn paard houdt van appels.
Het witte paard is hoger dan het zwarte.
Laat me niet lachen.
Het paard stopte en weigerde verder te gaan.