Examples of using "Suona" in a sentence and their dutch translations:
Ze speelt Bach.
Zij speelt piano.
Speelt zij piano?
Hij speelt piano.
De wekker loopt af.
Ze speelt gitaar.
Hij speelt doedelzak.
Hij speelt.
Maria speelt piano.
Miho speelt piano.
Tom speelt piano.
Hij speelt vaak gitaar.
Hij speelt goed gitaar.
- Zij speelt zeer goed piano.
- Zij kan heel goed piano spelen.
Hij speelt erg goed piano.
Voel je dat dan?
Speelt hij piano?
Mary speelt de harp.
Toeter.
Antonius speelt.
Tom speelt xylofoon.
Tony speelt.
Tom kan goed harmonica spelen.
Miho speelt piano.
Tom speelt trombone.
Tom speelt gitaar.
Miho speelt piano.
Hij speelt buiten.
Speel!
Tom speelt.
Tom speelt heel goed piano.
De bel gaat om 12.00 uur.
- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.
Dat liedje klinkt mij bekend in de oren.
Hij speelt erg goed piano.
Zij speelt zeer goed piano.
Hij speelt buiten.
Hij speelt erg goed.
Ik word niet wakker zelfs al gaat het alarm af.
Tom speelt de vibrafoon bijzonder goed.
- Hij speelt beter piano dan ik.
- Hij kan beter pianospelen dan ik.
Onze nieuwe buurman speelt viool.
Wat ze zei, klinkt raar.
Welke instrumenten speel je?
- Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
- Het meisje aan de piano is mijn zuster.
Toeter.
Is het waar, dat Midori zo goed viool speelt?
Je speelt piano, nietwaar?
Esperanto klinkt een beetje als Italiaans.
Tom speelt heel goed piano.
Overigens, speelt gij viool?