Examples of using "Rotto" in a sentence and their dutch translations:
Dit horloge is stuk.
Dat is kapot.
Ik heb mijn bril kapotgemaakt.
Ik heb een glas gebroken.
Tom repareerde de kapotte klok.
- Deze klok doet het niet.
- Deze klok is kapot.
Tony heeft het gebroken.
Is de bus kapot?
De bus is kapot!
Deze gebroken vaas kan niet gerepareerd worden.
Mijn speelgoed is kapot.
Mijn koelkast doet het niet meer.
Ik heb mijn bril kapotgemaakt.
Ik had het uitgemaakt met mijn vriendin.
- De tv is kapot.
- De televisie is kapot.
Mijn nagel is gebroken.
De parkeermeter is defect.
Ze verzamelde de stukken van het gebroken bord.
Heeft Tom weer iets gebroken?
Mijn speelgoed is kapot.
Wie heeft de fles gebroken?
Wie heeft de vaas gebroken?
- Je brak je arm.
- Je hebt je arm gebroken.
Iemand heeft dit bord gebroken.
Zijn nek is gebroken.
Heb je de lamp gebroken, Tom?
Mijn laptop is kapot.
Tom heeft een gebroken arm.
- Mary ontkent dat ze het raam gebroken heeft.
- Mary ontkent dat zij het raam gebroken heeft.
- Wie heeft de ruit gebroken? Zeg me de waarheid.
- Wie heeft het raam gebroken? Vertel de waarheid.
Het is gisteren, dat hij het venster gebroken heeft.
Het lijkt erop dat het kapot is.
Ik heb mijn rechterbeen gebroken.
Wie heeft het gebroken?
Het is hij, die het venster gisteren gebroken heeft.
en zijn zwaard in tweeën gebroken.
Ze verzamelde de stukken van het gebroken bord.
Helaas brak hij bij het ongeval zijn been.
Ik heb mijn been tijdens het skiën gebroken.
Wie heeft het koffiezetapparaat kapotgemaakt?
Deze gebroken vaas kan niet gerepareerd worden.
Ik brak een nagel.
- Onze buur heeft een rib gebroken.
- Onze buurman heeft een rib gebroken.
Iemand heeft het raam gebroken.
Arman brak het raam.
Wie heeft dit venster gebroken?
Hij brak zijn enkel.
Denk je dat hij de vent is die het raam heeft gebroken?
- Je brak je arm.
- Je hebt je arm gebroken.
Ik heb mijn rug gebroken.
Tom heeft het venster opzettelijk gebroken.
Tom brak zijn neus.
Ik denk dat ik mijn arm heb gebroken.
Ik heb mijn been met skiën gebroken.
Ik denk dat ik mijn arm gebroken heb.
Ik heb mijn arm gebroken.
Wie heeft dit venster gebroken?
- Onze buurvrouw heeft een rib gebroken.
- Onze buur heeft een rib gebroken.
- Onze buurman heeft een rib gebroken.
Tom is gevallen en heeft zijn arm gebroken.
Ik heb mijn beide armen gebroken.
Ik had mijn horloge laten repareren, maar het ging weer kapot.
Tom viel van een ladder en brak beide armen.
We zijn uit elkaar gegaan.
Hij kraakte de walnoot met zijn tanden.