Examples of using "Parlare" in a sentence and their dutch translations:
- Je wilt praten.
- Je wil praten.
- U wilt praten.
- U wilt iets zeggen.
Laat mij spreken.
Luister, we moeten praten.
We moeten praten.
Kunnen we praten?
- Je wilt praten.
- Jij wilt praten.
- Je wil praten.
Ze stopten met praten.
Ze stopten met praten.
Spreekt u Shanghainees?
Laat mij het woord voeren.
Zij kent Japans.
Hij kan Japans spreken.
Ze kan Frans spreken.
- Ik zou graag met je praten.
- Ik zou graag met u praten.
- Kunt u Frans spreken?
- Kan je Frans spreken?
- Kunnen jullie Frans spreken?
Met wie wil je praten?
- Wilde je me spreken?
- Wilde u me spreken?
Als je wilt praten, dan praten we.
Ik praat graag.
- We babbelen graag.
- Wij praten graag.
Ik kan Chinees spreken.
- Hij is gestopt met praten.
- Hij is opgehouden met praten.
- Hij stopte met praten.
Hij kan Frans spreken.
- Misschien moeten we praten.
- Misschien zouden we moeten praten.
Ik kan niet spreken.
De omroeper kan snel praten.
Tom begon te praten.
- Ik wil Frans spreken.
- Ik wil in het Frans spreken.
Met wie wil je praten?
Kunnen we praten?
- Stop met praten.
- Stop met kletsen.
- Kop dicht!
Niet praten!
Kan ik spreken?
Hij kon Frans spreken.
Ik kan Frans spreken.
- Zo moet je niet praten.
- Praat niet op die manier.
Engels spreken is nuttig.
Engels spreken is moeilijk.
Is het moeilijk om Engels te spreken?
Ik zou graag vloeiend Engels spreken.
Ik zou graag met John spreken.
- Hou alsjeblieft op met praten.
- Hou alstublieft op met praten.
- Kunt u langzamer spreken?
- Zou u alstublieft wat langzamer willen praten?
Ik kan je niet verplichten te spreken.
Engels spreken is niet makkelijk.
Waarom wilde je me spreken?
Eén: Ik ben slecht in praten, ik ben goed in praten.
Mary kan Japans spreken.
- Ik wil met hem spreken.
- Ik wil met hem praten.
Kan hij Frans spreken?
Hij kan Chinees spreken.
Zij kunnen Spaans spreken.
- Ze willen het over godsdienst hebben.
- Ze willen graag over godsdienst praten.
We willen met Tom praten.
Kunnen ze geen Italiaans spreken?
- Tom is blijven doorpraten.
- Tom bleef doorpraten.
- Ik wil met haar spreken.
- Ik wil met haar praten.
Praat stiller.
Moet ik met Tom praten?
Laat Tom spreken.
Ik zou graag met hen willen spreken.
Ik wil over hen praten.
Ik kan Frans spreken.
Ik zou graag met Judy spreken.
Ze kan drie talen spreken.
Ik heb ervan gehoord.
Ik wilde met Tom praten.
Ik moet met Tom spreken.
- Ik wil met ieder van hen praten.
- Ik wil ze graag allemaal spreken.
Spreekt u Shanghainees?
Er moet iemand spreken.
Praten kost niets.
Blijf praten.
Ik wil Duits spreken.
Zeg dat niet.
Zeg niets meer!
Laat Tom spreken.
Tom kan spreken.
Kan hij Japans spreken?
We moeten praten.