Examples of using "Libri" in a sentence and their dutch translations:
Ik lees boeken.
Heb je twee boeken?
Hoeveel boeken hebben jullie?
Lees boeken.
Ze bezit tweeduizend boeken.
Deze boeken zijn mijn boeken.
Hoeveel boeken heeft hij?
- U heeft veel boeken.
- Jij hebt veel boeken.
- Jullie hebben veel boeken.
Niet alle boeken zijn goede boeken.
Ik lees geen boeken.
Ze heeft tweeduizend boeken.
Ik heb veel boeken.
Ze heeft meer boeken.
Ze hebben weinig boeken.
Ik hou van boeken.
Hij heeft te veel boeken.
Ik lees heel graag boeken.
Ik heb twee boeken.
Ze heeft ongeveer 2000 boeken.
Hij publiceert boeken in Italië.
Kies willekeurig drie boeken.
Hoeveel boeken leest ge per maand?
Ze leest graag boeken.
Deze boeken zijn van mij.
Ik heb ten minste tien boeken.
Ik download boeken.
Hij leest graag boeken.
Ik bezit maar 10 boeken.
- Tom heeft twee boeken geschreven.
- Tom schreef twee boeken.
Ik lees vaak boeken.
Deze boeken zijn van mij en die boeken zijn van hem.
Ze bezit niet veel boeken.
- Hij publiceert boeken in Italië.
- Hij geeft boeken uit in Italië.
- Hij bezit veel boeken over geschiedenis.
- Hij heeft veel geschiedenisboeken.
Ze lezen kranten en boeken.
Hoeveel boeken bezit je?
Ik heb twee boeken.
Ik hou van boeken.
Ze bezit tweeduizend boeken.
Van wie zijn die boeken?
Fabre schreef boeken over insecten.
Hij heeft veel boeken voor jongeren.
Ik heb veel boeken nodig.
Boeken lezen is erg interessant.
Ik vertaal alleen artikelen, geen boeken.
Tom heeft veel Franse boeken.
Al deze boeken zijn van mij.
Ze houdt ook van boeken.
Hij schreef veel boeken over China.
Ik heb veel geleerd uit zijn boeken.
Ik lees alle soorten boeken.
Het gaat er niet om hoeveel boeken je leest, maar welke boeken je leest.
Die boeken zijn van mij.
Een boek lezen is interessant.
Hij heeft twee boeken geschreven.
Boeken fascineren me.
Ik heb veel boeken.
Ik download graag boeken.
Ze heeft meer boeken.
Deze boeken zijn oud.
Ik heb ten minste tien boeken.
Er zijn tweeduizend boeken.
Ze heeft enkele boeken.
Hier zijn onze boeken.
Ik heb enkele boeken gelezen.
Deze boeken zijn zwaar.
Die boeken zijn nieuw.
Deze boeken zijn van mij.
Tom heeft drieduizend boeken.
Deze boeken waren duur.
Zijn dit jouw boeken?
Ik heb de boeken aan deze student gegeven.
Geen enkel van deze boeken is nuttig.
Ellie leest elke week vijf boeken.
Hij gaat naar de bibliotheek om boeken te lezen.
Ik heb driemaal meer boeken dan zij.
Het gaat er niet om hoeveel boeken je leest, maar welke boeken je leest.