Examples of using "Mike" in a sentence and their dutch translations:
Mike glimlachte.
Mike wacht beneden.
Goedemorgen, Mike.
Mike en Ken zijn vrienden.
Mike gaat met de bus naar school.
- "Ja, sinaasappelsap alstublieft," zegt Mike.
- "Ja, sinaasappelsap graag," zegt Mike.
Mike heeft een aantal vrienden in Florida.
Goedemorgen, Mike.
Is Mike lid van de zwemclub?
Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.