Examples of using "Ken" in a sentence and their dutch translations:
Ken zocht je.
Ken houdt van kamperen.
Ken is in Kioto aangekomen.
Hoi, ik heet Ken Saitou.
Mike en Ken zijn vrienden.
Blij u te leren kennen, Ken.
Ken verzamelt oude munten.
Ken stak de kaarsen aan.
Was Ken gisteren thuis?
Meg is even groot als Ken.
Hoi, ik heet Ken Saitou.
Hij is veel ouder dan Ken.
Blij je te leren kennen, Ken.
Ken en zijn broer lijken erg op elkaar.
Tom en Ken spelen iedere middag tennis.
De naam van de hond is Ken.