Examples of using "Hova" in a sentence and their dutch translations:
- Waar wilt ge naartoe?
- Waar wil je heen?
Waar ga je heen?
- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?
Waar zullen we naartoe gaan?
- Waar gaan we naartoe?
- Naar waar gaan we?
Waar ga je heen op vakantie?
Waar wilt ge naartoe?
Waar hebt ge Tom naartoe gestuurd?
Waar gaan ze nu naar toe?
- Tussen haakjes, waar komt u vandaan?
- Waar komt u eigenlijk vandaan?
Waar breng je ons heen?
Waar gaan we achteraf naartoe?
Hé, waar ga je heen?
Waar komen jullie vandaan?
Weet je waar je heen gaat?
Waar gaan ze heen?
- Tom kan nergens heen.
- Tom kan nergens naartoe.
Waar de hel ga je heen?
Waar zijt ge vorige zondag naartoe geweest?
Het maakt niet uit waar. Ergens.
Waar gaan we naartoe na onze dood?
Waar gaan we nu naartoe?
Weet jij waar Tom de sleutels heeft neergelegd?
Waar zullen we naartoe gaan? Naar het theater of de bioscoop?
Waar wil je van de zomer heen gaan?
Waar wilt ge naartoe?
Vraag hem waar hij zijn auto geparkeerd heeft.
Waar heb je ze verstopt?
Waar is je school?
De hamsters van Wenen zitten gevangen en kunnen nergens heen.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u heen?
Ze vroeg waar ik naartoe ging.
Waar heb je de auto geparkeerd?