Examples of using "Halló" in a sentence and their dutch translations:
Hallo.
Hallo?
- Hallo? Ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?
Hé, hoe gaat het met je?
"Hallo, met wie spreek ik?"
Hallo wereld!
Hallo? Bent u er nog?
Hallo, is meneer Freeman er?
- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hé, hoe gaat het met je?
- Hoi, hoe gaat het?
Hé, hoe gaat het met je?
Hé, hoe gaat het met je?
- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hoi, hoe gaat het?
Hoi, hoe gaat het?
- Hallo.
- Hoi.
- Hallo!