Examples of using "Házasok" in a sentence and their dutch translations:
Bent u getrouwd?
- We zijn niet getrouwd.
- Wij zijn niet getrouwd.
Ze zijn tien jaar getrouwd.
Ze zijn drie maanden geleden getrouwd.
Ik was net gehuwd.
Ik heb twee zusters, allebei getrouwd.
Deah en Yusor waren net man en vrouw, een pasgetrouwd stel,
We worden niet uitgehuwelijkt.
We waren dertig jaar getrouwd voordat we uit elkaar gingen.
- Ben je getrouwd?
- Bent u getrouwd?
Ze slapen in aparte kamers, hoewel ze getrouwd zijn.
- Je was toch niet met die getatoeëerde kerel getrouwd die ze geboeid hebben meegenomen?
- Je was toch niet getrouwd met die getatoeëerde kerel die ze in handboeien hebben meegenomen?
Bent u getrouwd?