Examples of using "Nővérem" in a sentence and their dutch translations:
- Mijn zus is beroemd.
- Mijn zuster is beroemd.
Mijn zus gaat naar de universiteit.
Ik heb twee oudere zussen.
Dit is mijn zus.
Mijn zus huilt vaak.
Ik heb twee oudere zussen.
Zij is mijn oudere zus.
- Mijn oudere zus speelt goed gitaar.
- Mijn oudste zus speelt goed gitaar.
Mijn zus houdt van dansen.
Gisteren is mijn zus naar Kobe gegaan.
Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.
Dit is mijn zus. Ze heet Julia.
Mijn zus gaat elke ochtend onder de douche.
Ik heb twee zusters, allebei getrouwd.
Mijn zus werkt als secretaresse bij een bank.
Mijn zus is getrouwd met haar klasgenoot van de middelbare school.
Mijn zus kan erg snel zwemmen.
Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
Mijn zus is twee jaar ouder dan ik.
Ik heb twee broers en één zus.
Ik heb een broer en een zus.
Mijn zus liet me een nieuw horloge zien.
Nancy lijkt op mijn zus.
Ze is niet mijn zus, zij is mijn vrouw.
Mijn jongste zus is lerares, mijn oudste dokter.
Ze kwam één keer toen mijn zuster thuis was.
Mijn zus mag Tom wel.
- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.
- Ze is mijn zus.
Mijn zus is ouder dan mijn broer.
"Mijn zus is verliefd op jou." "Wat?"
Mijn zus haar auto is roze.
Ze is niet mijn zus, zij is mijn vrouw.
Ik heb een zus en een broer.