Examples of using "Zufrieden" in a sentence and their dutch translations:
Wees tevreden!
Iedereen was tevreden.
Wees tevreden!
Je ziet er voldaan uit.
Je bent nooit tevreden.
Ze waren tevreden.
Ben je tevreden?
Is iedereen gelukkig?
- Ik heb genoeg.
- Ik ben tevreden.
Wees tevreden!
Niemand was tevreden.
Hij glimlachte tevreden.
We zijn tevreden.
- Je lijkt tevreden.
- U lijkt tevreden.
- Jullie lijken tevreden.
Je ziet er voldaan uit.
Zijn ze tevreden?
Hij is nooit tevreden.
Ben je nu tevreden?
Blijkbaar was iedereen blij.
Bent u niet blij?
Daar ben ik blij mee.
Waren ze niet tevreden?
Je bent nooit blij!
Hij is met alles tevreden.
De admiraal is nooit tevreden.
Hij is niet gauw tevreden.
Hij was totaal niet tevreden.
George is arm maar altijd tevreden.
Ze zijn tevreden met het contract.
Ze zei: "Ik ben heel tevreden."
Ze waren tevreden met het resultaat.
Gelukkig is hij die tevreden is.
Ze waren het eens en waren tevreden.
Ik ben tevreden over zijn vooruitgang.
Ik ben tevreden met mijn werk.
Ben je tevreden met jouw lichaam?
Zij zijn gelukkig met het resultaat.
Ik ben heel tevreden over je.
Bent u tevreden over het hotel?
Ben je tevreden met het resultaat?
Ik ben gelukkig met de uitkomst.
We zijn gelukkig.
Hij was tevreden met het resultaat.
Mijn vader was blij met het resultaat.
Ben je blij met je nieuwe auto?
- Ben je tevreden met je huidige salaris?
- Bent u tevreden met uw huidige salaris?
- Zijn jullie tevreden met jullie huidige salaris?
Hij was totaal niet tevreden.
Ik ben tevreden met mijn aankoop.
De speler was blij met zijn overwinning.
Ben je tevreden met je nieuwe werk?
Ik ben helemaal niet tevreden met het resultaat.
Hij is heel tevreden met zijn nieuwe fiets.
Wat die zaak betreft, ben ik helemaal tevreden.
Tom is niet tevreden met zijn huidige salaris.
- We zijn allemaal blij.
- We zijn allemaal gelukkig.
Ik ben helemaal niet tevreden met het resultaat.
Zijt ge tevreden met uw plaats in het bedrijf?
- Ik ben tevreden met de uitkomst van mijn wiskundetoets.
- Ik ben tevreden met het resultaat van mijn wiskundetoets.
Ik ben erg blij met mijn nieuwe huis.
Tom is gemakkelijk tevreden te stellen, nietwaar?
Ik ben niet tevreden met wat je gedaan hebt.
- Ik ben niet tevreden met wat je gedaan hebt.
- Ik ben niet tevreden met wat ge gedaan hebt.
Steve zag er heel gelukkig uit.
Gelukkig is hij die tevreden is met zijn lot.
Daar komt geen beweging in. Ik ben er tevreden mee.
Ze wilden sterven omdat ze er niet in geslaagd waren om hun ouders tevreden te stellen.
- Ik beloof dat je blij zult zijn.
- Ik beloof dat je gelukkig zult zijn.
Uit uw stilzwijgen leid ik af dat mijn antwoord u niet bevredigd heeft.
Ik ben al tevreden als hij maar een klein beetje wijzer is geworden.
Hij was tevreden met zijn nieuwe auto.