Examples of using "Shoppen" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je zin om morgen te gaan shoppen?
- Heb je zin om morgen te gaan winkelen?
Zij moet 's middags boodschappen gaan doen.
Heb je zin om mee te gaan winkelen?
Ik wil hier een paar dingen kopen.
Zij moet 's middags boodschappen gaan doen.