Translation of "Portugiesisch" in Dutch

- Sie spricht Portugiesisch.
- Er spricht Portugiesisch.

Hij spreekt Portugees.

- Sprichst du Portugiesisch?
- Sprechen Sie Portugiesisch?

- Spreek je Portugees?
- Spreekt u Portugees?

Sprichst du Portugiesisch?

Spreek je Portugees?

Er spricht Portugiesisch.

Hij spreekt Portugees.

Ich lerne Portugiesisch.

Ik leer Portugees.

Ich spreche portugiesisch.

Ik spreek Portugees.

Sie spricht Portugiesisch.

Zij spreekt Portugees.

Sprechen Sie Portugiesisch?

- Spreekt u Portugees?
- Spreken jullie Portugees?

Ich spreche kein Portugiesisch.

Ik spreek geen Portugees.

Warum willst du Portugiesisch lernen?

- Waarom wil je Portugees leren?
- Waarom willen jullie Portugees leren?

Ich kann Portugiesisch, Englisch und Russisch.

- Ik ken Portugees, Engels, en Russisch.
- Ik spreek Portugees, Engels en Russisch.

Ich suche jemanden, der Portugiesisch spricht.

Ik ben op zoek naar iemand die Portugees spreekt.

Wie sagt man XXX auf Portugiesisch?

Hoe zeg je XXX in het Portugees?

Was hat dich dazu veranlasst, Portugiesisch zu lernen?

Wat heeft je ertoe gebracht om Portugees te leren?

Ab jetzt werden wir nur noch Portugiesisch sprechen.

Vanaf nu gaan we alleen nog Portugees praten.

Ich möchte Ihnen auf eine unterhaltsame Weise beibringen, fließend Portugiesisch zu sprechen.

Mijn doel is dat je vloeiend Portugees spreekt op een aangename manier.