Translation of "Kennengelernt" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Kennengelernt" in a sentence and their dutch translations:

- Wie habt ihr euch kennengelernt?
- Wie habt ihr einander kennengelernt?

Waar hebben jullie elkaar ontmoet?

- Wie hast du sie kennengelernt?
- Wie haben Sie sie kennengelernt?

Hoe heb je haar leren kennen?

- Hast du sie gerade erst kennengelernt?
- Hast du ihn gerade erst kennengelernt?

Heb je hem pas leren kennen?

Wie hast du sie kennengelernt?

Hoe heb je haar leren kennen?

Wo haben Sie Tom kennengelernt?

Waar heb je Tom ontmoet?

Ich habe Toms Eltern kennengelernt.

Ik heb Toms ouders ontmoet.

Wie hast du Mary kennengelernt?

Hoe heb je Maria leren kennen?

Ich habe sie RICHTIG gut kennengelernt.

Ik heb haar ERG goed leren kennen.

Hast du ihn gerade erst kennengelernt?

Heb je hem pas leren kennen?

Ich habe sie in Frankreich kennengelernt.

Ik heb haar in Frankrijk leren kennen.

Ich habe ihn in Frankreich kennengelernt.

Ik heb hem leren kennen in Frankrijk.

Da habe ich meinen Freund kennengelernt.

Daar heb ik mijn vriendje ontmoet.

- Ich habe ihn während meines Londonaufenthaltes kennengelernt.
- Ich habe ihn während meines Aufenthalts in London kennengelernt.

Ik heb hem leren kennen tijdens mijn verblijf in Londen.

Ich habe ihn vor drei Jahren kennengelernt.

Ik leerde hem drie jaar geleden kennen.

Ich habe ihn in einer Kneipe kennengelernt.

Ik heb hem in een café leren kennen.

Wie haben Tom und Maria sich kennengelernt?

Hoe hebben Tom en Maria elkaar ontmoet?

Uns Personen vorstellte, die wir nie kennengelernt hätten

en naar mensen die we nooit dachten te ontmoeten

Weil ich einen Mann ohne Zuhause kennengelernt hatte,

Ik kwam een dakloze man tegen

Ich habe ihn letztes Jahr auf einer Party kennengelernt.

Ik heb hem vorig jaar op een feestje ontmoet.

Ich habe ihn kennengelernt, als ich ein Student war.

- Ik leerde haar kennen toen ik student was.
- Ik heb hem leren kennen toen ik student was.

Ich bin echt froh, dass wir uns kennengelernt haben.

Ik ben echt blij dat wij elkaar hebben leren kennen.

Heute hat er einen neuen Freund in der Schule kennengelernt.

Vandaag heeft hij op school een nieuwe vriend leren kennen.

Du bist nicht mehr die Gleiche, die ich kennengelernt habe.

Je bent niet meer degene die ik leerde kennen.

Tom und Maria haben sich vor drei Jahren in Boston kennengelernt.

Tom en Maria hebben elkaar drie jaar geleden in Boston ontmoet.

Tom und Maria haben sich auf der Terrasse eines Cafés kennengelernt.

Tom en Maria hebben elkaar ontmoet op het terras van een café.

Meine Frau und ich waren sehr glücklich... bevor wir uns kennengelernt haben.

Mijn vrouw en ik waren heel gelukkig...voor we elkaar leerden kennen.

- Wir haben uns in Australien kennengelernt.
- Wir haben uns in Australien getroffen.

We hebben elkaar in Australië ontmoet.

- Ich habe viele Freunde kennen gelernt.
- Ich habe mir viele Freunde gemacht.
- Ich habe viele Freunde kennengelernt.

Ik heb veel vrienden gemaakt.

- Ich habe ihn vor drei Jahren kennengelernt.
- Ich habe ihn zum ersten Mal vor drei Jahren getroffen.

- Ik leerde hem drie jaar geleden kennen.
- Ik ontmoette hem drie jaar geleden voor het eerst.

- Tom und Maria lernten sich auf einer Neujahrsfeier kennen.
- Tom und Maria haben sich bei einem Neujahrsfest kennengelernt.

Tom en Mary hebben elkaar op een nieuwjaarsfeestje ontmoet.

- Ich habe ihn getroffen, als ich in Paris war.
- Ich traf ihn während eines Parisaufenthaltes.
- Ich habe ihn kennengelernt, als ich in Paris war.

Ik heb hem ontmoet toen ik in Parijs was.

Der Saturnianer Tom beschloss, zwecks eines Treffens mit der Venusianerin Maria, die er über „Twitter“ kennengelernt hatte, in den Sommerferien zur Venus zu fliegen.

Tom het saturnusmannetje heeft besloten in de zomervakantie naar Venus te gaan om het venusvrouwtje Maria te ontmoeten, die hij op op Twitter heeft leren kennen.

„Gestern habe ich mich zum ersten Mal mit einem Freund, den ich im Internet kennengelernt habe, getroffen.“ – „Ah, mit diesem Tom, von dem du immer redest?“ – „Ja, genau!“ – „Und wie war’s?“ – „So gutaussehend, wie ich erwartet hatte, war er gar nicht.“

„Oké, dus gister heb ik die kerel ontmoet die ik kende van het internet.” „Die ene Tom waar je het altijd over hebt?” „Ja, die ja.” „En? Hoe was het?” „Hij was niet zo knap als ik had gehoopt.”