Examples of using "Gegenteil" in a sentence and their dutch translations:
Hij deed het tegenovergestelde.
- Hij deed het tegengestelde.
- Hij deed het tegenovergestelde.
Wakker worden is het tegenovergestelde van inslapen.
Ik beargumenteer precies het tegenovergestelde.
Het tegenovergestelde is waar.
Wakker worden is het tegenovergestelde van inslapen.
En toch is het tegenovergestelde altijd ook waar.
Integendeel, u spreekt werkelijk heel goed Engels.
We hoorden dat vrouwelijk het tegenovergestelde is van mannelijk
Volgens mij kunt ge even goed het tegendeel beweren.
"Ben je klaar?" "Integendeel, ik ben nog niet eens begonnen."
Toms reactie was het tegenovergestelde van wat Maria had verwacht.
"Ben je klaar?" "Integendeel, ik ben nog niet eens begonnen."
...dat is het tegenovergestelde van quarantaine".
En toch is het omgekeerde ook waar.
Hij is eerlijk en vlijtig, maar zijn broer is helemaal het tegenovergestelde.