Examples of using "Gast" in a sentence and their dutch translations:
- Ga je gang!
- Ga uw gang!
De andere gast heeft dat gedaan.
Ik wil dat je vanavond mijn gast bent.
In 2016 kwam er opnieuw een ongewenste bezoeker langs.
Je moet hoffelijk zijn tegen iedere gast.
- Ik wil overnachten in het Hilton Hotel.
- Ik wil overnachten bij het Hilton Hotel.
Ik werk hier. Ik ben geen gast.
- Ik ben er weer! O, hebben we visite?
- Ik ben er weer! O, hebben we bezoek?
Gasten en vis blijven maar drie dagen fris.