Examples of using "Eile" in a sentence and their dutch translations:
Haast je langzaam.
Rustig aan. Heb geen haast.
Haastige spoed is zelden goed.
Haastige spoed is zelden goed.
Er is geen haast.
Ik heb geen haast.
Hebben jullie haast?
Ik heb geen haast.
We hebben geen haast.
Er is geen haast.
Er is geen haast.
Er is geen haast.
De tijd dringt.
- Geen haast, we hebben tijd.
- We hebben tijd. Je hoeft je niet te haasten.
Ik heb haast.
We hebben haast.
Ik heb haast om thuis te komen.
- Je hoeft je niet te haasten. We hebben genoeg tijd.
- Je hoeft je niet te haasten. We hebben zeeën van tijd.
Schiet op!
Bent u gehaast?
Omdat hij hem haastig had geschreven, was zijn brief moeilijk te lezen.
Omdat het in haast is geschreven, wemelt het in het boek van fouten.
- Heb je het druk op het moment?
- Ben je bezig?
- Bent u bezig?
Ik reed met mijn auto door rood, omdat ik haast had.
Bent u gehaast?
- Waarom zijt ge zo gehaast?
- Waarom heb je zoveel haast?