1. Home
  2. Translation in context
  3. German-Dutch
  4. Busfahrer

Translation of "Busfahrer" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Busfahrer" in a sentence and their dutch translations:

Er ist Busfahrer.

Hij is een busbestuurder.

Tom ist Busfahrer.

Tom is een buschauffeur.

Ich bin Busfahrer.

- Ik ben buschauffeur.
- Ik ben buschauffeuse.

Die Busfahrer streiken heute.

De buschauffeurs zijn vandaag in staking.

Tom will Busfahrer werden.

Tom wil buschauffeur worden.

Ein Busfahrer ist für die Sicherheit der Insassen verantwortlich.

Een buschauffeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers.

Der Busfahrer ist für die Sicherheit der Fahrgäste verantwortlich.

Een buschauffeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers.

Der Busfahrer ist verantwortlich für die Sicherheit seiner Fahrgäste.

Een buschauffeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers.

- Der Chauffeur des Busses wurde leicht verletzt.
- Der Fahrer des Busses wurde leicht verletzt.
- Der Busfahrer erlitt leichte Verletzungen.

De buschauffeur was lichtgewond.