Examples of using "‚mein‘" in a sentence and their dutch translations:
- Mijn lieveling!
- Lieverd!
- Schatje!
Mijn computer is mijn beste vriend.
Mijn hobby is mijn aquarium.
Gecondoleerd!
- Oh mijn God!
- Mijn God!
- Pak mijn geweer.
- Haal mijn geweer.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
Mijn computer is mijn beste vriend.
Mijn vader repareert mijn kapotte fiets.
Mijn vergissing kostte mij mijn rijkdom.
Hemeltjelief!
Mijn been doet pijn.
Dit zegt mijn leraar altijd
Mijn God!
- Mijn fout.
- Mijn schuld.
- Mijn eigen schuld.
Mijn zoon!
Gecondoleerd!
- Mijn lieveling!
- Lieverd!
Schatje!
- Lieve hemel!
- Goeie hemel!
- Goeie genade!
- Hemeltjelief!
- Jeetje!
"Mijn tuin is van mij!"
Hij is mijn broer, niet mijn vader.
Ik hield van mijn leven en mijn geld.
Mijn verstandskies doet pijn.
Mijn bagage ontbreekt.
Mijn paspoort en portemonnee zijn weg.
Mijn voet doet pijn.
Eigenlijk is mijn broer mijn beste vriend.
Pizza is mijn lievelingsgerecht.
Mijn gsm werkt niet.
- Waar is mijn man?
- Waar is mijn echtgenoot?
Tom is mijn vader.
Mijn bloementuin is kleurrijk en mijn leven is kleurrijk. Mijn bloementuin en mijn leven zijn kleurrijk.
- Hemeltjelief!
- Oh mijn God!
Hij is mijn broer.
- Mijn favoriete sport is voetbal.
- Voetbal is mijn lievelingssport.
Dit is mijn auto.
Dit is mijn boek.
John is niet mijn broer maar mijn neef.
Skiën is mijn lievelingssport.
Hij is mijn collega.
Mijn hond is snel.
Mijn opa was boer.
Tom was mijn oudvader.
Niemand bezoekt mijn land.
Niemand steunt mijn land.
Marc heeft mijn boek.
- Hij is mijn halfbroer.
- Hij is mijn stiefbroer.
Tom is mijn man.
Waar is mijn thee?
Hij is niet mijn vriendje, maar mijn broer.
- Dit is mijn paard.
- Het paard is van mij.
Mijn portemonnee is verdwenen.
Mijn huis is hier.
Hij is mijn klasgenoot.
Dit is mijn bureau.
Tom is mijn broer.
Mijn bijnaam is "Jeuk".
Hij is mijn vriend.
Mijn speelgoed is kapot.
Hij is mijn baas.
Dit is mijn computer.
- Waar is mijn man?
- Waar is mijn echtgenoot?
- Ik hou van m'n leven.
- Ik hou van mijn leven.