Translation of "Üben" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Üben" in a sentence and their dutch translations:

- Üben Sie jeden Tag.
- Üben Sie täglich.

- Oefen elke dag.
- Sport elke dag.

Lasst uns üben.

Laten we oefenen.

Ich hasse das Üben.

Ik haat sporten.

Wollen wir zusammen üben?

Laten we samen oefenen.

Welchen Beruf üben Sie aus?

- Welk beroep oefent gij uit?
- Wat is uw beroep?

Du hättest fleißiger üben sollen.

Je had harder moeten oefenen.

- Übe weiter!
- Übt weiter!
- Üben Sie weiter!

Blijf oefenen.

Wie oft im Jahr üben Sie Ski?

- Hoeveel keer per jaar gaat ge skiën?
- Hoeveel keer per jaar ga je skiën?

Es ist notwendig, jeden Tag zu üben.

Het is nodig om elke dag te oefenen.

Er sagte, er wolle Englisch mit mir üben.

Hij zei tegen mij dat hij zijn Engels met me wilde oefenen.

Es ist äußerst wichtig, jeden Tag zu üben.

Het is erg belangrijk om dagelijks te sporten.

Er nutzte jede Gelegenheit, um Englisch zu üben.

Hij maakte gebruik van iedere mogelijkheid om zijn Engels te oefenen.

Daher habe ich angefangen, ewas für mich selbst zu üben,

Daarom ben ik voor mezelf begonnen met een oefening

Gute Sprüche, weise Lehren, muss man üben, nicht bloß hören.

- Goede spreuken, wijze leringen moet je in praktijk brengen, niet alleen aanhoren.
- Het is niet voldoende om alleen te luisteren naar wijze woorden en leringen, men moet ze in praktijk brengen.

Wir können Tom nicht so spät nachts Klavier üben lassen.

We kunnen Tom niet zo laat in de nacht op de piano laten oefenen.

Das ist jedenfalls etwas, was man sehr viel üben muss.

Dat is in alle geval iets dat men heel veel moet oefenen.