Examples of using "Impression" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een slecht gevoel.
Zijn muziek maakte grote indruk op me.
Tom maakte een slechte indruk.
Dat wekt een macabere indruk.
Hij heeft een nare uitstraling.
Zijn voordracht maakte een goede indruk op me.
Zijn muziek maakte grote indruk op me.
Dat was geen goede eerste indruk.
Wat was je eerste indruk van Londen?
Die kerel geeft mij een slechte indruk.
Wat was je eerste indruk van me?
Hoe lieten deze manieren van spreken jullie voelen?
Het was niet mijn bedoeling om je die indruk te geven.
Je krijgt nooit een tweede kans om een eerste indruk te maken.
Je krijgt maar één kans om een eerste indruk te maken