Examples of using "Courent" in a sentence and their dutch translations:
Zij rennen.
Zij rennen.
- Ze zijn nu aan het rennen.
- Ze zijn nu aan het hardlopen.
Dieren lopen.
De kinderen rennen.
- Waar rennen ze naartoe?
- Waar rennen ze heen?
- Waar lopen ze naartoe?
Paarden rennen.
Jongens lopen snel.
Paarden rennen snel.
Kijk, de jongens lopen met blote voeten in het water.
Paarden rennen snel.