Examples of using "Chien " in a sentence and their dutch translations:
Welke hond is van jou?
Pas op de hond!
Wat een enorme hond!
Wat een afschuwelijk weer!
Waar is jouw hond?
Pas op de hond!
- Pas op de hond!
- Opgepast voor de hond!
Wat is er van je hond geworden?
Is dat een kat of een hond?
Waar is jouw hond?
- Waar is jouw hond?
- Waar is je hond?
Heeft hij een hond?
- Waar is jouw hond?
- Waar is je hond?
Wat een kinderen! Je stuurt ze weg om snoepjes, en ze komen terug met een hond!
- Wat is er met je hond gebeurd?
- Wat is er met uw hond gebeurd?
- Wat is er met jullie hond gebeurd?
- Heb je de hond gevoerd?
- Heeft u de hond gevoerd?
- Hebben jullie de hond gevoerd?