Examples of using "Allergique" in a sentence and their dutch translations:
- Bent u allergisch voor bepaalde voedingsmiddelen?
- Ben je allergisch voor bepaalde voedingsmiddelen?
Ik ben allergisch voor vis.
Hij is allergisch voor pollen.
Ik ben allergisch voor melk.
Ik ben allergisch voor gluten.
Tom is allergisch voor eieren.
Tom is allergisch voor soja.
Tom is allergisch voor alcohol.
Ik ben allergisch voor honden.
Ik ben allergisch voor katten.
Ik ben allergisch voor maïs.
Tom is allergisch voor stuifmeel.
- Bent u allergisch voor pinda's?
- Ben jij allergisch voor pinda's?
Tom is allergisch voor noten.
Tom is allergisch voor pinda's.
Hij is allergisch voor katten.
Bent u allergisch voor een één of ander medicijn?
- Ik ben allergisch voor bepaalde medicamenten.
- Ik ben allergisch voor sommige medicijnen.
Hij is allergisch voor stof.
- Deze eekhoorn heeft een notenallergie.
- Deze eekhoorn is allergisch voor noten.
Tom is allergisch voor stof.
Hij is allergisch voor de waarheid.
Mijn neef is allergisch voor eieren.
Mijn zoon is allergisch voor antibiotica.
Is Tom allergisch voor pinda's?
Voor welk voedsel bent u allergisch?
Voor welk voedsel ben je allergisch?
- Bent u allergisch voor bepaalde medicijnen?
- Ben je allergisch voor bepaalde medicijnen?
- Zijn jullie allergisch voor bepaalde medicijnen?
Bent u allergisch voor bepaalde medicijnen?
Je bent nergens allergisch voor, toch?
Ik ben allergisch voor schaaldieren.
- Voor welk voedsel ben je allergisch?
- Voor welk voedsel bent u allergisch?
- Voor welk voedsel zijn jullie allergisch?
Ik ben niet allergisch voor penicilline.
Is Tom ergens allergisch voor?
- Wat gebeurt er als je een allergische reactie hebt?
- Wat gebeurt er als u een allergische reactie hebt?
- U bent waarschijnlijk allergisch voor pollen of stof.
- Je bent waarschijnlijk allergisch voor pollen of stof.
- Jullie zijn waarschijnlijk allergisch voor pollen of stof.
Bent u allergisch voor een één of ander medicijn?
Ik ben allergisch voor pollen.
- Ik wist niet dat je allergisch was voor walnoten.
- Ik wist niet dat u allergisch was voor walnoten.
- Ik wist niet dat jullie allergisch waren voor walnoten.
Ik ben allergisch voor pinda's. Als ik ze eet, zal ik sterven.
Heb ik je niet verteld dat ik allergisch was voor pinda's?
Hij is allergisch voor katten.
Zij is allergisch voor katten.
Voor welk voedsel bent u allergisch?
- Deze eekhoorn heeft een notenallergie.
- Deze eekhoorn is allergisch voor noten.
Ik ben allergisch voor zeevruchten.
Ze had een hond voor hem gekocht. Hij was echter allergisch voor honden, dus moesten ze hem weggeven.
- Bent u allergisch voor iets anders?
- Ben je allergisch voor iets anders?
- Zijn jullie allergisch voor iets anders?