Examples of using "Tout" in a sentence and their dutch translations:
Alles stopte.
Alles veranderde.
Nieuwe bezems vegen schoon.
Eet alles.
Neem alles.
Alles stroomt.
Neem alles!
Schrijf alles op.
Was alles!
Alles stopte.
Alles?
Alles… ik herinner me alles nog.
- Ik heb alles gehoord.
- Ik hoorde alles.
Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen.
Graag gedaan.
- Alles telt.
- Alles doet ertoe.
- Alles is belangrijk.
Ga rechtdoor.
- Het is allemaal afgelopen.
- Alles is voorbij.
Alles werd donker.
Alles is oke.
Ga rechtdoor.
Heb je alles?
Alles in orde!
Toon me alles.
- Ik heb alles geprobeerd.
- Ik probeerde alles.
Onthoud alles.
Ze veranderen alles.
Het is volledig nieuw.
Altijd rechtdoor!
Je hebt alles.
Alles was goed.
Alles is weg.
Vertel me alles.
- Bid maar.
- Bidden maar.
Ze snapte alles.
Alles is stuk.
Ik kon alles horen.
Tom ontkende alles.
Je ademt het allemaal uit,
Punt.
Ten eerste
Dat is alles.
Alles stroomt.
- Langzaam!
- Langzaam aan!
Schakel alles uit.
De dingen veranderen.
Ik kan alles horen.
Goede timing!
Daar gaan we weer.
Alles in orde?
Alles gaat voorbij.
Dat klopt.
- Vernietig alles.
- Maak alles kapot.
Neem alles!
Neem alles!
Alles stopte.
Alles werkt.
Alles klopte.
Laten we het afzeggen.
Laten we alles heropenen!
- Alles is in orde.
- Alles is prima.
Hij heeft alles gezien.
Iedereen kent iedereen.
- Ik ga alles zeggen.
- Ik zeg alles.
Blijf rechtdoor gaan.
- Alles werd donker.
- Alles werd zwart.
- Het is alles of niets.
- Alles of niets.
Heeft heeft succes in alles.
- Hoi allemaal.
- Hallo, iedereen.
- Alles mag hier.
- Alles is hier toegestaan.
Wees gewoon gelukkig.
- Dit is allemaal van jou.
- Het is allemaal voor u.
Iedereen raakte in paniek.
Iedereen lacht.
Bijna alles is verbeterd.
Hij heeft mij alles verteld.