Examples of using "à sa" in a sentence and their dutch translations:
Je begint na te denken over je eigen dood en kwetsbaarheid.
Tom gelijkt op zijn moeder.
- Laten we op hem proosten!
- Laten we op zijn gezondheid proosten!
Ik heb toegang tot zijn bibliotheek.
- Zij ziet eruit als haar moeder.
- Ze lijkt op haar moeder.
- Ik lachte met zijn mop.
- Ik lachte om zijn mop.
Hij lijkt op zijn moeder.
Tom leest voor aan zijn dochter.
Tom stelde Maria aan zijn moeder voor.
Hij was trouw aan zijn woord.
- Gelooft ge hem op zijn woord?
- Geloven jullie hem?
Het meisje lijkt op haar moeder.
Ze gelijkt erg op haar moeder.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Tom moet aan zijn gezin denken.
- Marie vroeg haar familie om een lening.
- Marie heeft haar familie om een lening gevraagd.
- Marie heeft een lening aangevraagd bij haar familie.
- Marie vroeg een lening aan bij haar familie.
- Hij stak zijn eigen huis in brand.
- Hij stak zijn eigen huis in de fik.
Fred schreef aan zijn moeder een lange brief.
en wilde het op zijn eigen manier doen
Klein-Azië ligt nu aan zijn voeten.
Ik heb een verdenking in verband met zijn dood.
Ik heb in zijn plaats de verantwoordelijkheid genomen.
Zij liep rond om hem te zoeken.
Ik zou niet graag in haar schoenen willen staan.
Hij is aan zijn nieuwe leven gewend.
De schrijver droeg het boek aan zijn zus op.
- Sint-Anna is afgetreden als president.
- Sint-Anna trad af als president.
Hij is erg aan zijn zus gehecht.
Hij schrijft een brief aan zijn moeder.
Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.
Het schandaal hinderde zijn carrière.
Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.
- Hij stak zijn eigen huis in brand.
- Hij stak zijn eigen huis in de fik.
Hij keek op zijn horloge.
Ik heb dit stripboek van zijn zus geleend.
Tom wierp een blik op zijn horloge.
Ze heeft gisteren haar tante bezocht.
Hij kon zijn geluk niet op.
Marie heeft een lening aangevraagd bij haar familie.
Hij redt het dankzij zijn beschermende buitenkant.
Ze hield zich met alle andere armen vast aan het hol.
Ik vind niet dat ze op haar moeder lijkt.
Ze moet haar thuisstad vaarwel zeggen.
Hij geeft altijd geschenken aan zijn vrouw.
Ik wist niet hoe ik zijn vraag moest beantwoorden.
Hij zegt dat hij altijd trouw is gebleven aan zijn vrouw.
Ik kon niet op zijn verjaardagsfeestje komen.
Fred schreef aan zijn moeder een lange brief.
Zij geeft haar moeder een boeket bloemen.
Hij veroordeelde degenen die tegen zijn beleid waren.
Ik vraag mij af of ik zijn brief moet beantwoorden.
De bijeenkomst is bijna voorbij.
Hij vergeet nooit om elke week naar zijn moeder te schrijven.
- Alles klopte.
- Alles was op z’n plek.
Ze ging van hier naar daar om hem te zoeken.
Ik kon niet naar het verjaardagsfeestje komen.
Hij had het zo druk, dat hij zijn zoon stuurde in plaats van zelf te gaan.
In de loop van ons gesprek verwees hij naar zijn jeugd.
Als de dag ten einde loopt... ...snelt de duisternis over de planeet...
De man had zijn vrouw al drie dagen niet gesproken.
Ik wist niet hoe ik op haar vraag moest antwoorden.
Maria toont haar tante en oom de oude stad.