Examples of using "Teidän" in a sentence and their dutch translations:
Mag ik van uw wc gebruikmaken?
- Gij eerst.
- Ga jij maar eerst.
Waar zijn jullie ouders?
U zou beter wat voorzichtiger zijn.
- Heeft jouw land kernwapens?
- Heeft jullie land kernwapens?
- Heeft uw land kernwapens?
Zijn jullie handen schoon?
- U moet niet komen morgen.
- Jullie moeten niet komen morgen.
Ik wil meer over jullie land weten.
Heb je vrienden in je klas?
Verdeel de cake onder u beiden.
Wat is de naam van uw dochter?
Je moet je vader helpen.
Vertel mij over uw plan.
Is dit van jou?
- Is het jouw of onze schuld?
- Is het uw of onze schuld?
Zijn jullie handen schoon?
Onze auto is drie jaar ouder dan de uwe.
Wat is uw naam, meneer?
Jullie zouden hier moeten staan en wij moeten voor jullie applaudisseren.
Jullie moeten geduldig zijn.
Dit is jouw huis.
Ik had het, zonder uw hulp, niet gekund.
- Alstublieft.
- Alstublieft!
Je zult hard moeten werken.
U kunt maar beter weggaan.
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
Denk jij dat hij op zijn vader lijkt?
Je moet hem om advies vragen.
Jullie moeten heel stil zijn en op jullie tenen lopen. Het baby'tje slaapt.
- Je zou moeten slapen.
- Je zou beter slapen.
Je moet de koe bij de horens vatten.
- Ik ben jouw koning.
- Ik ben jullie koning.
- U zou beter wat voorzichtiger zijn.
- Je moet voorzichtiger zijn.
Je moet eraan werken om je huwelijk te redden.
Is zij uw zuster?
Recht je rug!
Mag ik jouw radio lenen?
Heb je vrienden in je klas?
Heb je zin om te gaan zwemmen?
Hoe was uw reis?
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is jouw naam?
- Wat is uw naam?
Heb je ooit je haar geverfd?
Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?