Examples of using "Huomenna" in a sentence and their dutch translations:
Morgen?
Morgen ben ik jarig.
Kan je morgen komen?
- Ben je morgen vrij?
- Bent u morgen vrij?
- Zijn jullie morgen vrij?
- Tot morgen.
- Tot morgen!
- We zien elkaar morgen.
Waarom niet morgen?
Ik vlieg morgen naar Hanoi.
Tom, kun je morgen komen?
Morgen ga ik studeren in de bibliotheek.
Tot morgen in de bibliotheek.
Kom je morgen terug?
Ik heb morgen een afspraak met een vriend.
Bel mij morgen om 9 uur.
- Morgen is haar verjaardag.
- Morgen is het haar verjaardag.
De premier houdt morgen een persconferentie.
Ik heb morgen les.
- Ga je morgen naar Noboribetsu?
- Vertrekt u morgen naar Noboribetsu?
Misschien gaat het regenen morgen.
Ik vertel je de rest morgen.
Morgen is het zondag.
Morgen komt er een maansverduistering.
Tot morgen.
Kom je morgen terug?
- Kan je morgen beginnen?
- Kun je morgen beginnen?
Morgen is het Kerstmis.
- Ik zal de huistaak morgen verbeteren.
- Ik ga het huiswerk morgen corrigeren.
Bel me morgen.
De begrafenis is morgen.
Morgen is het Kerstmis.
Waar zullen we elkaar morgen ontmoeten?
Tot morgen in de bibliotheek.
Morgen is het Moederdag.
Ik zal hem er morgen over vragen.
- Tot morgen in de school.
- Tot morgen op school.
Wat wil je morgen doen?
Wek me morgenochtend om zes uur alsjeblieft.
Mijn oom komt ons morgen een bezoek brengen.
Morgen ben ik een dag thuis.
Morgen wordt een belangrijke dag.
Vraag Tom morgen te komen.
Morgenochtend vertrek ik naar Londen.
- Morgen bezoeken we je.
- Morgen bezoeken we jullie.
Morgen ga ik bergbeklimmen.
Ik zal er morgen zijn.
Morgen landt hij op de maan.
Hun huwelijk vindt morgen plaats.
We vertrekken morgenochtend vroeg.
Volgens de radio zal het morgen regenen.
- Morgen is haar verjaardag.
- Morgen is het haar verjaardag.
Ik vraag me af, hoe morgen het weer zal zijn.
We verwachten hem morgen om tien uur.
- We verlaten Japan morgenvoormiddag.
- We verlaten Japan morgen vroeg.
Wat ga je doen morgen?
Misschien komt ze morgen.
Ik ben van plan morgen de hele dag thuis te zijn.
Met hem. Ik ben er morgen niet.
- Veronderstel dat het morgen regent, gaan we dan nog steeds picknicken?
- Stel dat het morgen regent, zullen we toch maar picknicken?
Paula gaat de auto morgen wassen.
Kan ik je morgen om tien uur zien?
Hij moet morgen daarheen gaan.
Wanneer zal ik je morgen afhalen?
- U moet niet komen morgen.
- Jullie moeten niet komen morgen.
Als het morgen regent, blijven we thuis.
Tom gaat ons morgen niet helpen.
Ik zal het morgen doen. Ik beloof het.
Bel me alsjeblieft morgenochtend om zeven uur.
Morgen moet het werk af zijn.
- Volgens de weersvoorspelling gaat het morgenmiddag regenen.
- Volgens het weerbericht gaat het morgenmiddag regenen.
- Ik bel ze morgen, als ik weer terug ben.
- Ik bel ze morgen, wanneer ik weer terug ben.
- Tot morgen in de bibliotheek.
- Ik zie je morgen in de bibliotheek.
Wat gaan jij en Tom morgen doen?
Wie weet wat voor uitdagingen... ...de jungle morgen nog voor ons in petto heeft.
Tom zegt dat hij morgen mijn hulp nodig heeft.
Je weet maar nooit wat er morgen gaat gebeuren.
Wat dacht je van morgenavond?
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.
Goedenacht, Tatoeba! Tot morgen!