Examples of using "Tourist" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben toerist.
Ik ben ook een toerist.
“Je lijkt wel een toerist”. “Maar ik ben een toerist!”
Ik ben geen toerist.
Ik ben ook een toerist.
Ik heb een toeristenvisum.
Ik ben hier als toerist.
Spanje is een toeristisch land.
Hawaï is een populaire toeristische bestemming.
Tom ziet er als een typische Amerikaanse toerist uit.
Stop met foto’s maken. Je lijkt wel een toerist.
Het oude slot is een geliefde bezienswaardigheid.
Maar Uruguay gaat geen toeristenbestemming...