Examples of using "Telling" in a sentence and their dutch translations:
- Dat zeg ik je niet.
- Dat ga ik je niet zeggen.
Dit maakt veel zaken duidelijk.
Tom houdt van moppen vertellen.
Wie vertelt de waarheid?
- Ik zeg u de waarheid.
- Ik zeg je de waarheid.
Ze liegen tegen ons.
Soms doet het pijn de waarheid te spreken.
Vertel je de waarheid?
- Heb je de waarheid verteld?
- Vertelde je de waarheid?
Vertelt Tom de waarheid?
Sami vertelt de waarheid
Ik zeg je de waarheid.
Ik zeg hem niet graag de waarheid.
Ik vertel je alleen wat ik hoorde.
Wat vertelt de emotie je?
"Wat vertelt mijn emotie mij?"
Tom kan goed moppen tappen.
Tom is weg zonder mij het te zeggen.
Hij vertelt altijd hetzelfde verhaal.
Ik was niet van plan om het iemand te vertellen.
Waarom vertelde hij haar dit?
Waarom heeft ze hem dat gezegd?
Bij Johannes komt liegen helemaal niet in aanmerking.
Tom vertelt jullie de waarheid.
Ik vermoed dat Tom niet de waarheid vertelt.
Denkt ge dat Tom de waarheid zegt?
- Ik zeg u de waarheid.
- Ik zeg je de waarheid.
Waarom vertel je me dit allemaal?
Het is niet te zeggen wie dit heeft gedaan.
Denkt ge dat Tom de waarheid zegt?
Ik vertel je alleen maar wat ik tegenkwam.
- Is er iets dat je ons niet vertelt?
- Verbergt u iets voor ons?
- Hou je iets achter?
Wanneer zal je ophouden met ons uit te schelden?
Hij heeft niets gewonnen met mij dat te zeggen.
Ik zeg je niets nieuws.
- Zeg je nou dat ik Tom moet vermoorden?
- Bedoel je nou te zeggen dat ik Tom moet vermoorden?
Liegen is een heel slechte gewoonte.
Sami was allergisch voor het vertellen van de waarheid.
dat ik altijd mijn verhalen vertelde voor een lach.
Ik heb besloten haar te zeggen dat ik van haar hou.
De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.
Ik heb besloten hem te zeggen dat ik van hem hou.
Men kan niet weten wat er morgen zal gebeuren.
moesten we haar leren om buiten te plassen.
Napoleon ondermijnde het moment eerder door tegen Marmont te zeggen:
Deze eindeloze zakenreizen vertellen veel over zijn huwelijk.
Daarom zeg ik je dat je niet alleen moet gaan.
- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!
Ze was er zeker van dat de man loog.
Ik wil niet dat je mij vertelt wat ik doen moet.
Zelfs een kind zou kunnen begrijpen wat ik je vertel.
Ik zeg tegen jou dat de kaart naar hier verwijst.
Ik ben helemaal niet van plan u de uitslag te vertellen.
Dat is het medicijn waarover ik u vertelde.
Tom sprak niet de waarheid over u, hè?
Zeg je dat Tom er iets mee te maken heeft?
en mijn verhaal te vertellen met alle waarheden en pijn,
door iemand om wie ze veel geven te vertellen hoe ze zich voelen.
Het is onmogelijk te zeggen wanneer de aarde precies ontstaan is.
Hoe kan ik het alleen aan Tom zeggen zonder het aan alle anderen te vertellen?
Wanneer ben je van plan om Tom over je ongeluk te vertellen?
Vertel een mooi verhaal aan mijn jonge vriend.
- Hij liegt.
- Hij is aan het liegen.
Dat ga ik je niet zeggen.
Ze gaan je vertellen wat een inspiratie je voor hen bent.
Onder "objectief zijn" wordt verstaan dat men niet onthult aan welke kant men staat.
Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.
Zeg je dat Tom hier niets mee te maken had?
Zeg je dat Tom er iets mee te maken heeft?