Examples of using "Shoe" in a sentence and their dutch translations:
Welke schoenmaat heb je?
- Hij runt een schoenenwinkel.
- Hij heeft een schoenenwinkel.
Wat is zijn schoenmaat?
De hond heeft mijn schoen opgegeten.
Er zit een steentje in mijn schoen.
De hoefsmid bracht het hoefijzer op de hoef van het paard aan, terwijl het hoefijzer heet was.
Deze schoen is een maat groter.
Er zit een steentje in mijn schoen.
Wie de schoen past, trekke hem aan.
Ik kan mijn linkerschoen niet vinden.
We gingen naar de schoenenwinkel.
Ik heb in de brand mijn schoen verloren.
Ik ging gisteren naar de schoenenwinkel.
Ik heb nieuwe schoenen gekocht bij de schoenenwinkel.
De kauwgom kleefde aan de schoenzool.
Strik je schoenveters.
Welke schoenmaat heeft u?
Van het gat in de kous weet alleen de schoen.
Deze schoen is een maat groter.
Van het gat in de kous weet alleen de schoen.
De schoen die één perfect past, knelt bij de ander. En zo heeft iedereen ook zijn maat van een bevredigend leven.